
Weekbrief Leo Fijen – 26 februari
Stropdas
Tegen het einde van de presentatie van het boek van Thomas Quartier over het sterven van zijn moeder staat een vrouw op en vertelt haar verhaal. Dat zij anders reageerde op het ziekbed van moeder dan haar zus en dat zij de behoefte voelde om in de allerlaatste fase naast haar moeder op bed te gaan liggen. Ze had niet letterlijk ‘Ik hou van jou’ kunnen zeggen. Daarvoor was moeder al te ver heen. Maar die verbondenheid op het sterfbed was een veel mooier ‘Ik hou van jou’. Toen Thomas Quartier dat verhaal hoorde, bevestigde hij dat die laatste woorden steeds weer anders gezegd kunnen worden: in een aanraking, door een kus, samen in bed of door het te zeggen. Zo kunnen deze laatste momenten de verbondenheid tussen moeder en kind uitdrukken, door de dood heen. Want in het afscheid was de liefde tastbaar, voor altijd. Voorbij de horizon van onze blik, tot in de eeuwigheid. Maar die eeuwigheid kan ook tastbaar worden in een strandstoel van het zorgcentrum van de moeder van Thomas. Die strandstoel speelde nooit een rol in de bezoekjes van Thomas aan zijn moeder. Maar op de laatste verjaardag van moeder gebeurde er van alles rond die strandstoel. Samen keken Thomas en zijn moeder naar de horizon. En zo werd die strandstoel na het sterven een uitzicht op die andere horizon. Seculiere objecten kunnen door hun context in het laatste afscheid een rituele betekenis krijgen: als een venster op de eeuwigheid, als een handvat om met elkaar verbonden te blijven door alle dood heen. Zo kunnen persoonlijke verhalen rond het sterven voor anderen een spiegel worden van hun eigen herinneringen. Ik hoorde bij de presentatie van dit nieuwe boek van Thomas Quartier zijn verhaal over de strandstoel en moest toen denken aan de stropdas van mijn vader. Hij overleed alweer 16 jaar geleden, niet lang nadat mijn vader en ik een laatste bezoek aan de geriater hadden gebracht. Voor die gelegenheid had ik de stropdas bij mijn vader geknoopt. Want hij droeg altijd een stropdas, dus ook bij die laatste bespreking. Het lukte me niet die stropdas netjes bij hem geknoopt te krijgen. Ik baalde daarvan en wilde het graag goedmaken. Die kans kreeg ik korte tijd later toen hij gestorven was en opgebaard werd. Ik vroeg toen of ik zijn stropdas mocht knopen. En dat lukte wonderwel goed, alsof mijn vader het zelf had gedaan. Daarmee deed ik het laatste wat ik voor mijn geliefde vader kon doen. En zo verbindt de stropdas me ook zoveel jaar na zijn dood nog steeds met hem. Als een venster op de eeuwigheid.
Leo Fijen
Foto’s: Geerard Labeur