
Weekbrief Leo Fijen – 11 augustus
Het eerstvolgende nummer van Klooster! verschijnt in september en heeft als thema Eenvoud. Dit nummer is ook een opmaat naar de nieuwe Kloosterbijbel die op 10 oktober wordt gepresenteerd in de Abdij van Egmond en een uitgave is van Jongbloed, Adveniat en Halewijn. Deze column van Leo Fijen over Benoît Standaert is een opmaat voor de nieuwe editie van Klooster! en de presentatie van de Kloosterbijbel op 10 oktober.
Benoît Standaert over eenvoud, Bijbel lezen en lege ruimte
Bijna vijftien jaar geleden leerde ik hem kennen, Benoît Standaert, benedictijn van de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken-Brugge. Zijn wijze lessen heeft hij neergeschreven in inspirerende boeken over de Jezusruimte, Wijsheid uit de woestijn en Spiritualiteit als levenskunst. Zijn woorden zijn sindsdien altijd bij mij gebleven, ook nu hij meer op afstand en in eenzaamheid is gaan leven. Niemand heeft me zo geraakt in de betekenis van de lege ruimte die we allemaal nodig hebben in ons leven. Ik was bij hem voor de Kloosterserie en liep samen met hem door de gebouwen van de abdij in Zevenkerken. Toen hield hij me staande en vroeg me: ‘Wat is de belangrijkste ruimte in een klooster?’. Hij keek me aan en gaf toen zelf het antwoord: ‘De lege binnentuin die naar boven wijst, het vierkant van het klooster. Het centrum van de abdij is leeg en onbezet. Niet de kerk, niet de refter, niet de bibliotheek en niet de gemeenschapsruimte staat centraal, maar het lege vierkant. En het mooie is dat daar niets gebeurt. Er is geen enkele activiteit en toch moet iedereen er voor elke activiteit langs. Deze leegte die naar boven verwijst geeft adem aan onze ziel. Dat gebeurt dus als we van de ene bezigheid naar de andere activiteit gaan. Alles wordt herschikt. In de eenvoud van de leegte komen we weer bij onszelf. Daar waar niets gebeurt, gebeurt het aan ons’.
Deze woorden hebben me gedragen in de jaren daarna. Als het te druk of te spannend werd in het werk, zocht ik de leegte op. Daar hoefde ik niets, daar heb je niets aan pure wilskracht. Daar gebeurt het aan me. Ik kan er hoogstens voor bidden. En soms heb ik niets te kiezen, dan groei ik in de leegte van tegenslag en verdriet naar eenvoud. Dan kan ik alleen maar loslaten. In die zin is Benoît Standaert voor mij een van de gidsen in mijn leven, tot op de dag van vandaag. En dat ervaar ik niet alleen maar in mijn persoonlijk leven, maar ook in mijn betrokkenheid bij de geloofsgemeenschap in mijn dorp. Soms moet ook een parochie of dorpskerk door een lege ruimte van verdriet en verlies om weer te ervaren dat we meer één zijn dan we dachten. Laatst verloren we drie roergangers in korte tijd. In de leegte van dat overlijden tot drie keer toe hebben we als gemeenschap onszelf teruggevonden: we deden er niets voor, we hoefden alleen maar door die lege ruimte om de eenvoud en de kracht van de gemeenschap te ervaren. Alsof er met het verlies een gebed naar de hemel steeg, met het wierook en de gezangen: Mogen allen één zijn.
Het lezen in de Bijbel helpt daarbij. Diezelfde Benoît Standaert heeft daar ware woorden over geschreven in zijn boek over Spiritualiteit als Levenskunst. Natuurlijk gaat hij dan niet voorbij aan de Regel van Benedictus. De beste uren van de dag worden voor het lezen van de Bijbel vrijgemaakt, na het nachtgebed van de Metten. ‘Men las en leerde uit het hoofd. De rest van de dag bleef men dan Gods Woord murmelen en herkauwen. Wat aan het geheugen was toevertrouwd, bleef de hele dag beschikbaar voor het hart van de monnik’, zo schrijft Benoît Standaert. Hij geeft daarbij handvatten om dat in ons dagelijks leven buiten het klooster ook te doen. Hij noemt daar twee handicaps, drie maten, vier stadia en één methode. Ik richt me in dit verband op de methode die hij ontleent aan een stad op de Filippijnen, Vigan. Daar hebben mensen een methode van lezen in kleine groepen gelanceerd. Zo opent het dagelijks lezen van de Bijbel een ruimte in ons waar in alle eenvoud tot ons gesproken kan worden. Zo leidt de Bijbel ons naar een lege ruimte waar het Woord tot ons kan komen.
De methode van Vigan kent drie etappen: tekst – woord – wederwoord. In de eerste etappe blijft de tekst de tekst: hij wordt voorgelezen, we maken het stil en noteren de uitdrukkingen die ons raken. Die delen we met elkaar, zonder commentaar. In de tweede etappe wordt de tekst een tweede keer voorgelezen. We worden stil om de vraag te beantwoorden: wat zegt de Heer met deze tekst? De tekst wordt woord. God is woord, Hij spreekt tot ons. In de derde etappe wordt de tekst opnieuw voorgelezen. We maken het daarna stil om een wederwoord te formuleren. Dit krijgt de vorm van een gebed. Benoît Standaert schrijft dan: ‘Dit is de goede ademhaling: lezen en bidden. Als ik lees laat ik Hem aan het woord. Als ik bid geef ik Hem mijn wederwoord’. Ik kan het alleen maar onderschrijven. Ik moet lezen in de Bijbel om het leeg te laten worden zodat het Woord tot me kan komen. Pas daarna kan ik praten met God. Zo kan ik ook ademhalen.
Leo Fijen
Benoît Standaert, Spiritualiteit als levenskunst, Alfabet van een monnik, Lannoo 2007