
Van ambulancezuster naar moeder-overste
Marie-Anne Voermans: een leven in het teken van gastvrijheid
Als je een kind gelukkig wilt maken, moet je ervoor zorgen dat het gezin het goed maakt. Daar ligt onze missie, dat is onze taak in de wereld. Om kinderen die het moeilijk hebben en weinig kansen krijgen een toekomst te geven. Om scholen en parochies te helpen bij de opdracht Jezus naar de kinderen en de kinderen naar Jezus te brengen. Dat gaat beter als het kind leert wat geluk en harmonie in een leven waard zijn.
Aan het woord is een zuster in blauw habijt die we in Nederland niet of nauwelijks kennen maar die in eenvoud, betrokkenheid en geloof indruk maakt. Ze heet Marie-Anne Voermans, is moeder-overste van de zusters van het Arme Kind Jezus en woont met haar medezusters in het centrum van Maastricht. Ik leerde haar kennen rond een geloofsgesprek bij de zaligverklaring van de stichteres van de Congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus, Clara Fey. Die koos in de tijd van de kinderarbeid voor een leven met kansloze kinderen. Ze richtte een school op, hielp in gezinnen en stichtte met haar vriendinnen de bovengenoemde Congregatie. Later werd deze zusters gedwongen van Duitsland naar Nederland te verhuizen omdat religieuzen in de tijd van Bismarck niet meer welkom waren. De Congregatie week uit naar andere landen, onder meer naar Nederland. Het werd van Aken een enkeltje naar Simpelveld. Bij deze Congregatie is zuster Marie-Anne Voermans ingetreden, pas toen ze 36 jaar was.
Deze goedlachse zuster Marie-Anne heeft het niet cadeau gekregen. Zoals de meeste kinderen het in deze tijd niet cadeau krijgen met veel tweeverdieners als ouders en gebrokenheid in relaties tussen vaders en moeders. Zuster Marie-Anne weet wat de kinderen meemaken in hun nog jonge leven. Ze luistert naar hun verhalen op katholieke scholen en in parochies en ze is elke keer weer onder de indruk van de openhartigheid en onbevangenheid van deze kinderen. Toen ze laatst op de basisschool vroeg wat Pinksteren betekent, antwoordde een kind: ‘God is heilig. Als dat Zijn geest is, is die ook heilig’. Zo simpel kan het zijn voor kinderen.
Zelf moest Marie-Anne al op jonge leeftijd zorgen voor haar zieke moeder. Ze droomde bij de eerste heilige communie nog om op jonge leeftijd het klooster in te gaan, ze wist al gauw dat dit geen realiteit kon zijn. Ze moest er voor haar moeder zijn, van de vroege ochtend tot de late avond. Leren was er daardoor niet bij, opleidingen waren een utopie. En daarom ging ze als chauffeur van bakkerswagens werken om het daarna ook nog een paar maanden te proberen als vrachtwagenchauffeur. Want ze houdt van aanpakken en van impulsieve acties. Maar ze merkte al gauw dat deze wereld geen vrouwen duldde. Daarom ging ze toch nog studeren om op de ambulance te kunnen rijden. Dat heeft ze acht jaar gedaan. Haar levensles uit die jaren klinkt kort en krachtig: ‘Alles is relatief, alles is genade, je kunt blijven hangen in al je tegenslagen maar je leeft nu. En dat leven is genade, een geschenk van Onze Lieve Heer. Ik zeg dat ook omdat ik in die jaren zo veel ellende heb gezien. Koester daarom wat je geschonken krijgt, tel je zegeningen’.
Ik vraag haar of ze gelukkig is. Ze antwoordt dan dat ze haar jonge zusje dankbaar is, tot op de dag van vandaag. Zij zei tegen Marie-Anne toen die 24 jaar was: ‘Ga maar, doe maar wat je wilt doen in je leven en ontdek jouw weg’. Haar zusje nam van Marie-Anne de zorg voor moeder over en stuurde haar het leven in. Het was alsof in haar zusje Christus tot haar sprak: zoek je weg, ontdek je roeping. Wil je nog steeds het klooster in of wil je moeder worden van een groot gezin? Wil je zuster worden of wil je kinderen? Ze koos voor de Karmel en moest leren dat dit niet haar weg was, een leven bij karmelietessen. Roeping betekent niet dat je meteen weet wat je moet doen. Roeping herken je pas achteraf, weet ze nu. Blijkbaar moest ze de weg gaan van vrachtwagenchauffeur en ambulancezuster om te weten hoe veel ellende er in de wereld is en hoe belangrijk het is dat er gebeden wordt voor alle kinderen die nog moeten werken en voor allen die lijden. En ze leerde dat je er wat aan kunt doen. ‘Het heeft me geholpen te blijven werken voor kinderen om in elk kind Jezus te blijven zien. Je moet doen, leven en geloven alsof elk kind Jezus is’, weet ze nu. En daarom trekt ze nog steeds graag op met kinderen, in het godsdienstonderwijs op scholen.
Haar leven heeft haar in eerste instantie ook naar de verzorging van haar moeder en het werk op de ambulance geleid om vandaag de dag met meer liefde en betekenis de oudere zusters te kunnen verzorgen. Marie-Anne is met haar 60 jaar veruit de jongste. Ze heeft de mensenkennis en medische deskundigheid uit de jaren van de ambulance nu nodig om haar medezusters van 90 jaar en ouder bij te staan. Ze moest blijkbaar haar eerste opdrachten in het leven vervullen om haar latere taak als overste beter te kunnen vervullen. Zo werkt roeping ook, weet ze nu. Ik wil weten of dit niet een doodlopende weg is. ‘Nee’, antwoordt ze resoluut, ‘ik blijf geloven in een toekomst. Daarom ben ik en blijf ik bij deze oude zusters. Dat is nu mijn roeping, om er voor hen te zijn. En dan zie ik wel wat er volgend jaar of later in de tijd van me gevraagd wordt. Vergeet niet dat Clara Fey ook met een klein groepje begon. Wij zijn weer met een klein groepje. Daar kan wel het verschil mee gemaakt worden. Ik heb geen glazen bol. Maar ik heb wel door mijn roepingsgeschiedenis geleerd dat ik de weg zocht maar dat ik daar niet over ga. God wijst me de weg’.
Voor de tweede keer vraag ik haar of ze gelukkig is. En dan laat ze me in haar hart kijken. ‘Van mijn ouders heb ik geleerd hoe je je geloof kunt vieren. Daarom heb ik op moeilijke momenten koers blijven houden. Daardoor ben ik in geloof gegroeid. Het lijkt wel alsof ik elke keer dieper ga geloven en intenser verbonden ben met mijn hart. Geloof ervaar ik als iets van binnen dat me rust geeft en beschermt en als Iemand die hoger staat dan ik en me steeds weer zeggen wil: Ik wil er altijd voor je zijn. Zo leef ik, zo kom ik gemakkelijker tot praten met God naarmate ik ouder word. En zo voel ik me een bevoorrecht mens’.
Gastvrijheid is de rode draad in dit roepingsverhaal: naar haar moeder toe, naar slachtoffers in het verkeer, naar de kinderen op school en in de parochie, naar haar medezusters en tenslotte naar Christus toe. Blijft in Mij, is het motto van de zusters van het Arme Kind Jezus. Marie-Anne Voermans opent haar hart elke dag voor de ander en de Ander. En dat maakt haar tot een vrij en gelukkig mens.
Leo Fijen
foto’s: Gerard Oonk