Dertiende zondag door het jaar B – Leven

1 juli 2018
Schriftlezingen: Wijsheid 1,13-15.2,23-24 en Marcus 5,21-43

Soms verklaren mensen elkaar dood: ‘Voor mij besta je niet meer, ben je dood.’ Doen alsof de ander niet meer bestaat. Is dat de achtergrond als het boek Wijsheid zegt: ‘Want God heeft de dood niet gemaakt’, en als Jezus een vrouw en een jong meisje die al afgeschreven waren, weer tot Leven wekt?

In de eerste lezing staat God voor Leven, niet voor ondergang, dood. En niet zozeer voor het biologisch in-leven-zijn, maar vooral voor: Leven in kwalitatieve zin. Voor Leven dat gekenmerkt wordt door ‘doen van gerechtigheid’, door ‘zoeken van de Heer’, door ‘afkeer van onoprechtheid, laster, gemor, liegen’. God staat voor creativiteit, voor ontplooien. Niet voor doods en dodelijk. Dat is des duivels, en God kun je niet voor dat karretje spannen. Een beetje van deze wijsheid zou ons niet schaden, met zoveel ‘onwijze’ dingen om ons heen!

Marcus vertelt twee verhalen ineen: Over een dochtertje (5,23) en een oudere dochter (5,34). Hij vlecht ze als een soort sandwich in elkaar en gebruikt in beide verhalen dezelfde belangrijke woorden. En in de opdringerige menigte – zo is het leven soms – maakt Jezus persoonlijk contact, bevestigt het vertrouwen van de vrouw en de ouders en brengt Leven in hun levensbedreigende situaties.

De vader vreest voor het leven van zijn dochtertje. Vreest dat ze het niet redt, heeft ze anorexia (ze eet op het eind!), is ze misbruikt, gepest? De vader zoekt Jezus’ handoplegging, hij heeft vertrouwen in Jezus.

De vrouw is al 12 jaar ziek. Men spreekt van haar als: ‘je weet wel, die zieke’. Ze is allang afgeschreven. Gaat het om iets schandelijks? Aids of armoede misschien? Ze zoekt Jezus, geen andere dokter of andere medicijnen. Hem! Jezus voelt kracht (in het Grieks staat: dynamiek) van zich uitgaan. Hij wil haar zien, haar! Deze! en bevestigt haar in haar vertrouwen: ‘Je vertrouwen heeft je gered’. Sommigen geven het dochtertje al op, hebben haar al afgeschreven. Jezus bemoedigt de vader: ‘houd vertrouwen, blijf geloven!’ In haar? Zoals ouders of een leraar doen? In Jezus? Jezus pakt haar hand, richt haar op (de terminologie doet erg aan verrijzenis denken) en de twaalfjarige loopt zelfstandig en heeft natuurlijk meteen honger! Kun je ook zo lezen? Doe je dan tekort aan het ‘geloof’ in Jezus wat hier – en het Griekse woord pistes geeft daar aanleiding toe – met ‘vertrouwen’ is vertaald?

Henk Bloem

 
Geloven is meer dan een overtuiging
meer dan iets aannemen.
Het betekent dat je je aan iets bindt
je onvoorwaardelijk inzet
voor waar je in gelooft.

(M. Buber, Sluitsteen, Rotterdam 1966, blz.119)