Boek: Dark Age Nummeries – Steven Vanderputten

Waren de nonnen uit de vroege Middeleeuwen onmondige arme dutsen? Tot nu toe dachten historici van wel. Nieuw onderzoek van historicus Steven Vanderputten (Universiteit van Gent) schetst een genuanceerder beeld: van vrouwen die zich niet zomaar lieten muilkorven. Onderstaand artikel over het werk van Vanderputten van Catherine Ongenae verscheen op 23 mei onder de titel De proefkonijnen van de geschiedenis in de Belgische krant De Morgen. Ooit was er weinig verschil tussen de rol van mannelijke en vrouwelijke geestelijken binnen de katholieke kerk. Tot de jaren 800 konden nonnen bijvoorbeeld ook opiniemakers en ideologen zijn, bedienden ze de sacramenten, doopten ze kinderen. Ze gingen prediken, traden op als bestuurder en beleidsmaker. Tot de mannelijke machthebbers binnen de kerk in het begin van de 9de eeuw beslisten dat vrouwen niet thuishoorden in het publieke leven en hun rol ingrijpend beperkten. Men verplichtte de nonnen om zich terug te trekken in slotkloosters, waar ze mochten bidden voor het zielenheil van de samenleving. Buitenkomen was verboden, behalve tijdens processies.Historici zagen in die demarche de teloorgang van de rol van vrouwelijke religieuzen in de samen­leving. Maar volgens Steven Vanderputten, historicus aan UGent, verdwenen de vrouwelijke geestelijken niet zomaar van het publieke forum. Vanderputten: “Voor de nonnen waren de gevolgen op persoonlijk vlak enorm. Zij hadden altijd nauw contact gehad met de bevolking, waren intens betrokken bij zieken- en armenzorg. Hun hospitalen waren niet alleen onthaalinstellingen voor zieken, ze waren ook het aanspreekpunt voor mensen met geestelijke of maatschappelijke problemen. Maar meer dan morren konden ze niet, het waren dus inderdaad donkere tijden voor de religieuze vrouwen.” Aan de basis van die evolutie lag pure misogynie, zegt Vanderputten: “Men vond vrouwen minderwaardig. Ze waren seksueel gevaarlijk en ritueel onzuiver, omdat ze menstrueerden. Maar er speelden ook sociaal-economische argumenten mee om vrouwen te controleren. Aristo­cratische dochters en weduwen die men van de huwelijksmarkt wilde houden, behielden als non bijvoorbeeld hun bezittingen. Kloosters zagen adellijke vrouwen graag komen.” Maar toch wordt er volgens de historicus vaak een te eenzijdig beeld getoond van die onderdrukte groep. Vanderputten: “Als de omstandigheden het niet toelaten om het juk van de onderdrukker af te werpen, worden mensen soms creatief. Hoe doen ze dat? Wie helpt hen daarbij?” Dat onderzoekt hij in zijn recent verschenen boek Dark Age Nunneries. The Ambiguous Identity of Female Monasticism, 800-1050. Aan de hand van archeologische sporen reconstrueert hij hoe religieuze vrouwen zich aan het eind van het eerste millennium staande hielden in die door mannen gedomineerde kerk. Zijn punt: ook al verloren de nonnen in die periode hun individuele vrijheid, als groep organiseerden ze zich op zo’n manier dat ze alsnog veel impact hadden op de samen­leving. In een speech van 1059 sprak de toekomstige paus Gregorius VII over hoe pover het toen gesteld was met de reputatie van de zusters: hij noemde ze vadsige matronen en vergeleek hen met prostituees. Dat liederlijke beeld triggerde Vander­putten: wat bedoelde hij daarmee? Het beeld spoorde niet met het traditioneel historische beeld van vrouwelijke religieuzen die in de schaduw leefden. Noch klopte het met de feministische theorieën die de nadruk legden op het slachtofferschap van de onderdrukte groep. Omdat geen van beide theorieën ooit werd getoetst, ging de historicus op zoek. Zijn detectivewerk leidde tot verrassende resultaten. Vanderputten: “Dat idee van passieve, onderdrukte vrouwen haalde men onder meer uit wetteksten, die inderdaad beperkend waren. Maar die teksten geven ook een sterk vereenvoudigd beeld van de werkelijkheid. Het is niet omdat men iets verbood, dat het daarom niet gebeurde. “Architectuur, teksten en objecten vertellen een ander verhaal over het dagelijks leven van geestelijken, een verhaal dat minder rigide is. Ook al werden ze op een zijspoor gezet, de zusters lieten zich niet zomaar het zwijgen opleggen. Als individuen verdwenen de meeste zusters letterlijk en figuurlijk achter gesloten deuren, maar als collectief wisten ze zich toch te manifesteren.” Open Kerk Ze mochten hun kloosters dan niet verlaten, toch bedachten de nonnen strategieën om betrokken te blijven bij de samenleving. Op lokaal niveau zetten ze het systeem naar hun hand. Vanderputten: “Ze gooiden de deuren van hun abdijkerken wijd open: terwijl kerken voordien verboden zones waren voor de bevolking, verwelkomden ze mensen om de nonnenmissen live te volgen. Zij zongen wel achter een scherm, maar op zijn minst kon men hen horen. De architectuur van de nieuwe kerken die werden gebouwd, speelde daarop in met grote wachtruimten voor het publiek. “Ook startten ze heiligencultussen op. Kleine steden als Metz en Nancy kregen plots vrouwelijke patroonheiligen die de zuster­gemeenschap vertegenwoordigden. Ze sloegen munten met daarop de afbeelding van zo’n heilige, die mensen eraan herinnerden wie voor hen zorgde. Hoewel ze zelf geen zieken meer mochten verplegen, financierden de nonnen hospitalen en stelden ze er lekenmannen en -vrouwen in tewerk. Ze kwamen er zelf niet, maar men kende de plek wel als het hospitaal van de zusters. “En hoewel ze hun stem in het publieke en intellectuele debat verloren, installeerden ze als reactie daarop bibliotheken met omvangrijke boekencollecties in hun kloosters. Ze profileerden zich als kenniscentra waar ruimte was voor wetenschap en debat. Al snel wist men overal dat de bibliotheken van de zusters veel beter waren, en gingen mannen die later een belangrijke rol zouden spelen in de kerk een tijd bij hen studeren.” De genderidentiteit van die gemeenschappen bleek overigens complexer dan men zou vermoeden, vertelt Vanderputten. “Niet alleen meisjes maar ook jongens volgden les in de kloosters. Hoewel jongens op een bepaald moment naar een mannenklooster verhuisden om priester te worden, kwamen velen nadien terug bij de nonnen wonen. Ze leefden fysiek van elkaar gescheiden, maar maakten wel deel uit van die gemeenschap. Bovendien hadden de nonnen mannen nodig voor misvieringen, om de biecht af te nemen en om pelgrims te ontvangen. Maar zij regelden ook praktische zaken voor de zusters, deden inkopen of inden huren. Die mannen identificeerden zich met hen en werden de spreekbuis van de vrouwen.” Dat de vrouwen uit die tijd zich niet zomaar lieten wegzetten is mooi, maar is dit daarom een hoeraverhaal? Vanderputten: “Zeker niet, …

Relieken in het Catharijne Convent, vanaf 12 oktober

Het woord reliek komt van relinquere, wat ‘overblijven’ betekent. Een reliek is een tastbaar overblijfsel dat herinnert aan en verbindt met een persoon, plek of gebeurtenis. Binnen het christendom, het boeddhisme, het jodendom en de islam kunnen relieken restanten zijn van een persoon die een voorbeeldstellend leven leidde. Maar ook voorwerpen die mensen dichter bij hun voorouders, belangrijke staatshoofden, historische helden, idolen en andere rolmodellen brengen, zijn al eeuwenlang populair. Het museum brengt al deze aspecten samen in deze unieke tentoonstelling. Vanaf 12 oktober toont het museum een ongekende variëteit aan krachtige relieken. Van een reliekhouder met een splinter van de doornenkroon, zand en stenen uit het Heilig Land, een huisaltaar met een haar van Diego Maradona, zem-zem water uit Mekka tot aan bodhiblaadjes afkomstig van de plaats waar Boeddha tot verlichting kwam. Van schitterend tot onooglijk, van imponerend tot ontroerend. Eén van de topstukken komt uit het Louvre: een rijk versierde houder met een fragment van de doornenkroon van Christus. Met thema’s als kracht, intimiteit en koesteren komen de vele bijzondere verhalen achter de relieken. aan bod. Relieken danken hun bestaan immers aan de mensen die ze bewaren en er betekenis aan geven. Welke bovennatuurlijke krachten worden er aan relieken toegeschreven? Relieken geven mensen houvast, steun, inspiratie en zelfs bestaansrecht, van generatie op generatie. Er is voor gebeden of zelfs gestreden, vol passie, toewijding en bezieling. Met eerbied en respect zijn ze -soms eeuwenlang- bewaard en gekoesterd. De tentoonstelling in museum Catharijne Convent in Utrecht duurt tot en met 3 februari 2019 Afbeelding: Armreliquarium met reliek van H. Lucia, collectie Catharijne Convent

Een deel van het grote geheel

Eens, toen ze samen langs het grote water liepen, vroeg Kenneth aan de Ierse monnik: ‘God en mens, hoe verhouden die zich? Woont God in de mens of woont de mens in God? Waar zijn zij één, wanneer onderscheiden zij zich?’ Kelric keek naar het water, dat hoog opspatte tegen de rotsen. ‘Kijk’, zei hij, na enige tijd, ‘dit waterdruppeltje dat hier op die steen ligt kan niet zeggen: ‘ik ben de oceaan’, of ‘de oceaan woont in zijn volheid in mij’. Het heeft in wezen wel dezelfde eigenschappen en kenmerken als de oceaan, maar het zal in zijn eentje geen zandbanken verplaatsen, geen schepen dragen, of – als regendruppel – niet de aarde vruchtbaar maken. Soms vormt het één geheel met de oceaan, soms springt het even op als iets zelfstandigs. Zo is het ook met de mens en God: ze hebben hun wezenkenmerken gemeen, maar er is ook een verschil in werkingskracht. Even is de mens een zelfstandig iets, dat zich onderscheidt, terwijl hij toch deel blijft van het grote, eeuwige geheel. Een heel wonderbaar samenspel.’ Uit: Kelric, Wijsheid van een Ierse monnik, Amstelveen 1986, blz. 34 Foto: Beitske Kempenaar; kunst – Expositieruimte Liobaklooster

Noveen ter voorbereiding op de Kerkproeverij

De Raad van Kerken voert in 2018 een campagne van Kerkproeverij. Gemeenten en parochies die willen meedoen kunnen zich daarbij aansluiten. De landelijke campagne loopt uit op een kerkdienst op zaterdag 15 of zondag 16 september. Start vast met voorbereiden!