
Sacramentsdag jaar A – Wij vormen één lichaam
Schriftlezingen: Deuteronomium 8,2-3+14b-16a; 2 Korintiërs 10,16-17 en Johannes 6,51-58
Verbonden met anderen
Niemand kan helemaal alleen leven. Wij hebben anderen nodig. Over het algemeen vinden mensen het niet prettig om afhankelijk te zijn, maar in feite zijn we allemaal afhankelijk. Met allerlei draden zijn we verbonden met andere mensen die iets voor ons doen, die zorgen voor dingen die wij nodig hebben, die ons bijstaan. Er zijn gelukkig mensen waar we op terug kunnen vallen als we hulpbehoevend worden. Heel onze maatschappij is gelukkig zo opgebouwd, dat anderen allerlei taken voor ons vervullen in onderwijs, gezondheidszorg, wegenbouw, enzovoorts. Ja, zelfs als we ons alleen voelen staan, lopen er toch nog vele van die draden van verbondenheid, veel meer vaak dan we geneigd zijn te denken. Het is zeker niet zo dat mensen er niet zijn als je ze nodig hebt, bijvoorbeeld bij ziekte, verdriet, lijden. Zeker, er zijn mensen die je dan niet ziet. Dat is niet altijd kwade wil. Sommigen blijven weg omdat ze met de situatie geen raad weten, niet weten wat te moeten zeggen, zich onzeker voelen. Er zijn ook mensen die je juist dán ziet. Die klaarstaan als je ze nodig hebt. Het gevoel dat het erg is om afhankelijk te zijn, ervaren we – als we toch afhankelijk worden – in dingen die we altijd zelf hebben gekund en gedaan en vooral als we niets terug kunnen doen, als wij zelf geen bijdrage kunnen leveren. Kortom: we hebben elkaar nodig! Geen mens bezit volkomen autarkie en het is goed dat dit zo is. De mens is namelijk niet geschapen om alleen te zijn, maar om samen te leven met anderen.
Als mensen afgeschreven worden…
De maatschappij wordt individualistischer, mensen leven meer op zich zelf en de banden die zij met anderen aangaan worden vluchtiger. Mensen die zelf niets meer “te bieden” hebben, die zwak zijn of ziek of hulpbehoevend, niet in een sterke positie verkeren, worden gemakkelijker terzijde geschoven. Men zou zichzelf dan eens in die positie moeten verplaatsen: het kan mij ook overkomen, hoe zou ik me dan voelen, wat zou ik dan willen, zou ik ook niet verlangen naar aandacht en zorg, hartelijkheid en liefde of gewoon wat begrip? Een mens wordt vaak waardevol geacht omdat hij iets “kan”, iets “presteert” en niet om zichzelf. Dat komt meer naar voren wanneer de mens als individu centraal staat, meer dan de gemeenschap, wijsheid en ervaring. Iemand die niet aan het beeld van het zelfstandige individu beantwoordt, telt dan nog minder mee en zal zich extra ongelukkig voelen.
We hebben elkaar nodig
Daarentegen spreekt het evangelie over geestelijke waarden over trouw aan elkaar, over je leven geven voor je vrienden, over de mens als beeld van God, over gemeenschap en eenheid met elkaar en met de Heer. Het is niet goed als we alleen voor onszelf en onze eigen dingen leven. Het is goed als kinderen in het gezin leren om iets voor anderen over te hebben en voor een ander klaar te staan. Dat is bovendien reëel, want zo is het leven: we hebben elkaar nodig; het is vormend voor de menselijke persoon, want het leven is nu eenmaal meer geven dan nemen, Uiteindelijk is het leven zelfs zo dat we alles weer af moeten geven, al onze vermogens. Wie veel kan geven, zal gelukkiger worden, dan wie alleen maar heeft geleerd om te nemen. Het is Gods wil dat we sociale, gevende mensen zijn; zo heeft Hij ons geschapen. Niemand kan zelfs uiteindelijk hoogmoedig zijn eigen weg gaan. We gaan de weg die God ons geeft, waarbij we de hulp en de steun van vele mensen nodig hebben, van de wieg tot het graf.
Wij vormen één lichaam
“Wij vormen allen één lichaam”. Deze woorden hebben betrekking op de kerkgemeenschap. Ten diepste vormen wij één lichaam door het doopsel en vormsel dat wij hebben ontvangen. Daardoor behoren wij tot de Kerk van God. Maar iedere keer dat wij als lid van die gemeenschap deelnemen aan de Eucharistie en in staat van genade de heilige communie ontvangen, wordt die eenheid gevoed en versterkt: “Wij vormen allen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood”, dat zijn de woorden van de tweede lezing van deze dag en het evangelie voegt toe: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven”.
† Jan Hendriks
Afbeelding: Sieger Köder