
Presentatie Pius Almanak 2021
Lezing vanwege corona als videogesprek over de rol van de kerk in de huidige coronacrisis
Nieuw lid van Pauselijke Academie voor Theologie Prof. dr. Paul van Geest houdt Pius-lezing
Prof. dr. Paul van Geest houdt vrijdag 4 december om 15.30 uur de jaarlijkse Pius-lezing. Als nieuw lid van de Pauselijke Academie voor Theologie laat hij zijn licht schijnen over de rol van de kerk in de huidige coronacrisis. Dat doet hij bij gelegenheid van de presentatie van de nieuwe Pius Almanak, het Jaarboek voor en van Katholiek Nederland in 2021. Omdat de lezing niet op de gebruikelijke manier kan plaatsvinden gaat Paul van Geest over zijn lezing in gesprek met Irene Vriens, voorzitter van de Pius Almanak. Dat gesprek is op video vastgelegd.
De video van het gesprek tussen Paul van Geest en Irene Vriens vindt u hieronder. Onder de online presentatie is ook de lezing van Paul van Geest integraal te vinden. Paul van Geest is hoogleraar Kerkgeschiedenis en Geschiedenis van de Theologie aan Tilburg University, hoogleraar Economie en Theologisch Denken aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en bijzonder gasthoogleraar aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Katholieke universiteit Leuven.
Kerk en noden van de samenleving
Deze lezing sluit aan bij de actuele invalshoek van de Pius Almanak. Het jaarboek van Katholiek Nederland wil – naast de actualisering van adressen, functies en personen – in deze coronacrisis vooral belichten hoe de kerk – van jongeren tot parochies, van bisdommen tot geestelijk verzorgers – heeft ingespeeld op de noden van de samenleving.
Bijzondere editie
‘In die zin is deze Pius Almanak een bijzondere editie’, aldus Irene Vriens, de voorzitter van het bestuur van de Pius Almanak die met Paul van Geest in gesprek zal gaan over zijn lezing en over de kansen voor de kerk in deze bewogen tijden. ‘Ik hoop dat deze lezing en de boeiende artikelen van deze coronaversie van de Pius Almanak de parochies en alle andere katholieke organisaties zicht zullen geven op de kansen, juist in een crisis en juist met de beperkingen die gelden’, aldus Irene Vriens.
Online presentatie
De presentatie zal online geschieden. Middels een video van de lezing en van het gesprek van Paul van Geest met Irene Vriens die naar alle parochies digitaal gestuurd zal worden en daarnaast naar tal van katholieke organisaties. Zo bereikt het verhaal van Paul van Geest duizenden mensen in de katholieke achterban, op vrijdag 4 december vanaf 15.30 uur. De lezing van Paul van Geest is ook het openingsartikel van de Pius Almanak van 2021.
Toespraak Paul van Geest
De katholieke kerk in Nederland ten tijde van de coronacrisis door Paul van Geest[1]
Ter nagedachtenis van Adrianus kardinaal Simonis (+ 2 september 2020)
Een accurate almanak is eigenlijk veel meer dan een jaarlijkse publicatie met, bijvoorbeeld, steeds terugkerende informatie over de stand van zaken in instellingen en gremia die verankerd zijn in een overkoepelende organisatie, of over personen die in de verschillende geledingen van deze organisatie werkzaam zijn. Zonder dat er een wetenschappelijke hypothese aan een almanak ten grondslag ligt, zijn er na lezing welzeker ook conclusies te trekken die in een academische verhandeling niet misstaan. Door vergelijking van de informatie in de opeenvolgende edities van bijvoorbeeld de Pius Almanak. Jaarboek Katholiek Nederland kan onmogelijk onopgemerkt blijven dat de eens zo invloedrijke en levensbepalende katholieke zuil met haar goed georganiseerde onderwijs en ziekenhuiswezen, haar vakbonden, standsorganisaties, haar fijnmazige netwerk van parochies in bisdommen en haar vakbonden voor vele beroepsgroepen, de afgelopen decennia is ingestort met de vaart van een bergstroom.
Op grond van de ‘forse teruggang’ van de cijfers over de katholieke leden en over het aantal kerken dat aan de eredienst onttrokken werd, stelde Wim van de Donk zich in de inleiding op de Piusalmanak van 2019 zelfs de vraag of dit werk niet als ‘een kroniek van de terugtocht’ moet worden beschouwd. In weerwil van deze sombere gedachte achtte hij de katholieke traditie, wier continuïteit hij geborgd zag in de in de almanak opgesomde plaatsen van spiritualiteit, nog steeds krachtig genoeg om de tijdgeest kritisch te bejegenen: de tijdsgeest ‘die ons meer marktwerking dan gemeenschapswerking heeft gebracht’. Dit dient dan wel in een dialoog te geschieden. En deze is pas vruchtbaar als ‘je nooit zo tegen een ander spreekt, dat daarmee de mogelijkheid voor een voortzetting van dat gesprek zelf wordt geblokkeerd’.[2] Stefan Gärtner verbond in zijn mooie studie Der Fall des niederländischen Katholizismus aan de niet aflatende implosie van katholieke instituties in Nederland de conclusie dat de thans soortgelijke ontwikkeling in Duitsland vooral niet moet leiden tot een verschansing van de gelovigen in de vermeende ‘institutionelle Großkirche’. Deze kan nog steeds gesprekspartner van de staat zijn, zij het een steeds minder relevante of zelfs opgemerkte. Verschansing maakt immers een werkelijke dialoog onmogelijk en verhindert katholieken vervolgens na te denken over de sociale vorm die de kerk moet aannemen om zout der aarde te kunnen zijn in de hiernavolgende eeuwen. Van een dialoog is dan geen sprake.[3]
In Dignitatis Humanae, een document van Vaticanum II over de godsdienstvrijheid, hadden de concilievaders al afscheid genomen van de teneur in de Syllabus errorum van Pius IX uit 1864, waarin politieke en economische stromingen uitsluitend als fout werden veroordeeld. Zij streefden naar het scheppen van condities voor een werkelijke dialoog met alle mensen van goede wil. De nog jonge hoogleraar Joseph Ratzinger wilde dan ook deze tekst over de godsdienstvrijheid als ‘een soort tegensyllabus’ omschreven zien. En de oude paus Paulus VI benadrukte de noodzaak tot dialoog tussen religies in zijn toespraak voor de Verenigde Naties te New York, gehouden op 4 oktober 1965.[4] In de suggestie van Van de Donk en Gärtner voor katholieken in Nederland om ondanks hun afname in aantal en invloed de dialoog met anderen te blijven aangaan, weerklinkt dus de wijsheid van een mondiaal concilie en van pausen tegelijk.
***
Vanaf maart 2020 werd de wereld geconfronteerd met een gezondheidscrisis die in recente tijden zijn weerga niet kende. Het coronavirus (covid-19) verspreidde zich door ons eigen toedoen over de hele wereld in een razend tempo. Omdat er geen vaccin voorhanden was, werd het gevaar als levensgroot onderkend. De manier waarop de samenleving economisch, politiek, maatschappelijk en religieus was georganiseerd op nationaal, Europees en mondiaal niveau diende radicaal veranderd te worden, bijvoorbeeld alleen al omdat zakelijk en recreatief reizen als een van de oorzaken van de verspreiding van het virus werd gebrandmerkt. Onderwijs werd thuis achter het computerscherm genoten; sociale gebeurtenissen vonden in de woonkamer en in de virtuele wereld tegelijk plaats en het bruto binnenlands product (bbp) daalde in het eerste kwartaal van 2020 met 1,7 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. In Nederland werd de zogenaamde ‘intelligente lockdown’ gevolgd door een intelligente exit-strategie, die in oktober 2020 weer uitmondde in een variant van de genoemde lockdown, waarbij het woord ‘intelligent’ evenwel minder werd gebruikt. De invloed van het coronavirus (covid-19) op ons samenleven was groot en ons aanpassingsvermogen werd enorm op de proef gesteld.[5]
De gevolgen van de ‘lockdown’ waren goed en slecht tegelijk. Door de afname van het lucht- en wegverkeer nam de vervuiling van moeder aarde af en nam de natuur een deel van haar plek terug. De luchtkwaliteit in Hong Kong, China, de Povlakte en in vele andere regio’s verbeterde. De kwalijke uitstoot van stoffen zoals stikstof nam af. In de wateren rond Venetië werden zelfs dolfijnen waargenomen. De mensheid had dus baat bij de matiging van alle verkeer en transport. Wij leerden weer inzien dat de gezondheid van mensen, dieren en van alles wat op aarde leeft nauw met elkaar verbonden is.[6]
Maar de ‘lockdown’ bracht ook veel onzekerheid en onheil. Ondernemingen gingen failliet; werkloosheid, schulden en bestaansonzekerheid waren de gevolgen voor miljoenen. In ziekenhuizen stierven mensen alleen. Steeds meer werden wij er ons van bewust dat ziekterisico’s fors toenemen door de groei van de wereldbevolking, de oude industriële productiewijzen, de opwarming van de aarde, de ontbossing, door de toenemende vraag naar dierlijke producten en door onze reislust. Al deze zaken bevorderen immers verspreiding van bacteriën en virussen.[7] Bovendien intensiveerde de verspreiding van het coronavirus het besef in het Westen dat het leven toch echt niet zo maakbaar en controleerbaar is als wij na de uitvinding van de penicilline of de bliksemafleider dachten. Hoewel door technologie veel maakbaar is, dicteert de natuur de wetmatigheden waar technologen rekening mee te houden hebben. Het bleek niet omgekeerd.
Al deze gewaarwordingen versterkten een tendens die al eerder kon worden aangetroffen in de tijdsgeest en in onze huidige cultuur. De Britse historicus Tony Judt stelde al vóór de coronacrisis dat uitgerekend het welvarende Westen en de Westerse democratieën door vertwijfeling, onzekerheid en angst in de greep worden gehouden:
‘We have entered an age of insecurity – economic insecurity, physical insecurity, political insecurity. (…) Insecurity breeds fear. And fear – fear of change, fear of decline, fear of strangers and an unfamiliar world – is corroding the trust and interdependence on which civil societies rest.’ [8]
Naast de angst voor terreur, voor de duizelingwekkende snelheid van veranderingen en inkomens- en werkonzekerheid constateerde hij bovenal de angst:
‘that it is not just we who can no longer shape our lives but that those in authority have also lost control, to forces beyond their reach’.[9]
In het licht van de onbestemdheid en onzekerheid die de coronacrisis teweeg zou brengen, lijken Judts woorden inmiddels haast profetisch.
***
In verband met de snelle verspreiding van het coronavirus (covid-19) in februari 2020, kondigden de rooms-katholieke bisschoppen in Nederland in maart van dat jaar scherpe maatregelen aan. Zij geboden het afgelasten van alle publieke liturgische vieringen op zaterdagavonden en zondagen. Maar zij vroegen kerkgemeenschappen wel waar mogelijk hun sacrale ruimten open te stellen om mensen in de gelegenheid te stellen in stilte te mediteren en bidden. In de hierop volgende maanden werden de maatregelen iets versoepeld. Op voorwaarde dat kerkgangers zich minstens anderhalve meter van elkaar konden bevinden, mocht er vanaf 1 juli 2020 bij kerkdiensten een onbeperkt aantal mensen aanwezig zijn. Maar op 5 oktober van dat jaar werd van staatswege dringend geadviseerd het aantal bezoekers terug te brengen tot een maximum van dertig. Dit advies werd door de bisschoppen overgenomen.
Dat de kerken in Nederland door deze maatregelen nog sneller leeg raakten dan voor hun afkondiging het geval was, deed woorden indachtig raken die de Tsjechische priester Tomáš Halík ooit neerschreef. Hij duidde de leegte en stilte in de Europese kerken als waarschuwing voor wat christenen in de onmiddellijke toekomst te wachten zou staan. De sluiting van kerken wegens gebrek aan belangstelling had hem al eerder indringend herinnerd aan Nietzsche’s De parabel van de dwaze mens, waarin de dwaze als enige de waarheid spreekt en niet schroomt de kerken als graven van een dode god te karakteriseren.[10] Halík wijdt deze doodse leegte in de kerken aan de christenen zélf. Hij acht ze niet meer in staat de kracht en glans van het christelijk geloof voor hun eigen leven te ontwaren en deze dus evenmin te kunnen uitdragen. In een periode van toenemend pluralisme in het publieke domein, waarbinnen niet zozeer sprake is van geloof of ongeloof als wel van een rijk scala aan religieuze en niet-religieuze posities en religie liquide is, zijn christenen dan niet per definitie een interessante partij voor mensen met vragen over God, mens en wereld.[11] De héle geschiedenis van het christendom overziend, stelt de Britse kerkhistoricus Diarmaid MacCulloch in zijn A History of Christianity evenwel vast dat christenen al millennia lang hebben laten zien bij uitstek in staat te zijn in veranderende tijden en plaatsen hun boodschap te incultureren en hun organisatiestructuren en verschijningsvormen aan te passen.
Dat MacCullochs juiste inzicht nog niet aan geloofwaardigheid heeft ingeboet, valt inmiddels ook af te leiden uit zeer recente ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk in Nederland. Imploderend of niet: de coronacrisis maakte dat er nieuwe initiatieven ontstonden, waardoor de ‘buitenwereld’ in de gelegenheid werd gesteld al dan niet hernieuwd kennis te maken met bijvoorbeeld een van de pijlers in het katholicisme en het christendom: het vieren van de zondagsliturgie.
Wie, bijvoorbeeld, anno 2020 op een willekeurige zondagmorgen op https://kerkdienstgemist.nl/ een kerkdienst van haar of zijn gading wilde vinden, kon kiezen uit meer dan 1400 mogelijkheden. Tot daadkracht gedwongen door de beperkingen die de coronacrisis met zich meebracht, werd door talloze vrijwilligers in vele parochies en gemeenten gewerkt aan de mogelijkheid de zondagsliturgie online aan te bieden. Steeds meer kwam een hybride vorm van liturgie vieren in zwang en werd daarmee het bereik van kerken groter. Nolens volens speelde men in op een tendens in onze tijden, die Olivier Roy al in 2008 beschreven heeft. Deze Franse islamoloog stelde dat geloofsovertuigingen in het tijdperk van globalisering en digitalisering worden aangenomen en zich ontwikkelen zonder bepaald of gehinderd te worden door geografische begrensdheid. Hij noemt dit ‘déterritorialisation’.[12] Door de coronacrisis hiertoe geïnspireerd, zochten talloze christenen ineens de communicatiemiddelen waarmee in een grenzeloze tijd hun spiritualiteit en boodschap het meest adequaat kon worden overgedragen.
Een van de meest frappante voorbeelden van deze ontwikkeling werd geleverd door de benedictijnen van de abdij Sint Benedictusberg bij Vaals.[13] Deze monniken behoren tot de orde die al ongeveer 1500 jaar gekenmerkt wordt door een strenge clausuur evenals door een gehecht blijven aan het klooster waar de monnik intreedt (de stabilitas in loco). Op twee manieren is er dus sprake van een strikte geografische begrensdheid. Uitgerekend deze monniken traden de tendens van de deterritorialisering van religie in de tijd van de coronacrisis onbevangen tegemoet. Zij installeerden een webcam en boden en bieden de hele wereld de mogelijkheid vertrouwd te raken met eeuwenoude en zeer zuivere vormen van liturgie en getijdengebed in de Romeinse kerk: die van het gregoriaans. Vanaf april 2020 werden elke dag de terts, de eucharistieviering, de vespers en de completen uitgezonden. En vanaf oktober in dit jaar werd het zelfs ook mogelijk de lauden en de kleine uren digitaal mee te bidden. Zo gebeurde het dat de kring van mensen die vertrouwd raakte met het gregoriaanse getijdengebed en de benedictijnse spiritualiteit veel groter werd dan de abdijkerk fysiek zou hebben kunnen bevatten.
Dit brengt mij op het volgende. Een van de belangrijkste uitdagingen voor kloosters, maar ook voor parochies is gelegen in de vraag hoe zij, nu hun kracht afneemt en de katholieke kerk als instituut aflaat, toch een bijdrage kunnen leveren aan een sfeer in en ordening van de publieke ruimte die niet door de angst en onzekerheid wordt bepaald zoals deze door Judt hierboven is verwoord. Een mogelijk antwoord is gelegen in de bevindingen van de cultuursocioloog Armando Salvatore. Al meer dan tien jaar geleden toonde hij aan hoe religies en religieuze stromingen ruimte konden scheppen in het publieke domein door afstand te houden van de heersende cultuur.[14] Door letterlijk en figuurlijk ruimte te bieden voor een gesprek vanuit de zwaartepunten in de eigen spiritualiteit, wordt het mensen immers mogelijk gemaakt ontwikkelingen en problemen vanuit een ander perspectief en een verbrede horizon te duiden. Een kritische houding als loyale distantie tot ‘de wereld’ in de stilte, rust en sereniteit van het otium (ledigheid) helpt, zoals de stoïcijnen en Augustinus al zeiden, het wantrouwen en de onzekerheid die in het tegendeel ervan, het negotium (het actieve leven) zijn opgelopen te relativeren. In reflexieve ruimten, zoals die in kloosters letterlijk en figuurlijk worden geboden, kunnen christelijke deugden zoals luisteren, dialogeren, vertrouwen en vergeven over het algemeen sneller worden hervonden en ingeoefend dan daarbuiten. Parochies maken het gemakkelijker om ‘goed’ te zijn.
Een heel concreet voorbeeld van wat de kerk te bieden heeft in deze reflexieve ruimte werd in 2020 geleverd in Rotterdam. In revalidatiecentra aldaar werkten vijftigers en zestigers die vanwege corona lang in coma hadden gelegen, aan hun herstel. Zeker bij de nog zeer werkzamen onder hen, zoals schoolleiders en directeuren van internationale ondernemingen, diende zich, nu ze niets meer konden, de vraag aan naar de betekenis van hun leven. Een ziekenhuispastor werd vrijgesteld en ingevlogen om elke week 20 uur naar hun verhaal te luisteren. Het boekje dat hij hierover publiceerde wordt op tal van plekken gebruikt om vanuit religieuze bronnen de coronacrisis te kunnen ‘vatten’ of zelfs te leren duiden als ‘zinvol’.[15]
De coronacrisis plaatste kerken evenwel niet alleen voor de uitdaging mensen een plaats te bieden waar zij afstand van ‘de wereld’ kunnen nemen en zich in de rust van het otium kunnen bezinnen op hun angsten, onzekerheden, drijfveren, de toekomst en de eeuwigheid. Otium en negotium zijn ook onlosmakelijk verbonden. Niet voor niets hield Benedictus, de vader van Europa, zijn monniken in de geest van de stoïcijnen en Augustinus het motto: ora et labora (‘bid en werk’) voor. De veranderde tijden en het nieuwe normaal hebben kerkelijke gemeenschappen ook geïnspireerd om, niet gehinderd door de territoriale afbakening van een specifieke kerkelijke gemeenschap, activiteiten te ontplooien ten behoeve van het lenigen van concrete noden. Al voordat paus Franciscus in zijn nieuwe encycliek Fratelli tutti broederschap en vriendschap als onontbeerlijke deugden voorhield die, mits geleefd, de wereld daadwerkelijk rechtvaardiger en vreedzamer maken, kregen deze in tijden van de coronacrisis in ons land concreet gestalte.[16] In Bolsward en Sneek werkten parochies samen om door middel van een kledingbus mensen in staat te stellen goedkoop kleding te kopen. De Agathakerk te Lisse heeft samen met de andere kerken in de Bollenstreek broden die over waren bij bakkers en supermarkten opgehaald en uitgedeeld aan mensen die door de crisis veel verloren hadden. Inloophuizen en voedselbanken werden opgericht of nieuw leven ingeblazen door extraterritoriale kerkelijke gemeenschappen en bewegingen zoals Sant’Egidio. Het Kansfonds, een organisatie met een katholieke grondslag, steunde al jaren projecten ten behoeve van mensen die bijvoorbeeld chronisch ziek zijn, eenzamen, ex-gedetineerden, vluchtelingen of kwetsbare ouderen. In de coronacrisis werd vaak een beroep gedaan op het fonds en werd er daadwerkelijk zeer veel steun geboden. En ten slotte schreef het interkerkelijk netwerk #NietAlleen het kabinet in een brief dat het land er tijdens de tweede coronagolf op kon rekenen dat tientallen kerken en christelijke organisaties in alle steden, dorpen en wijken in het land gebouwen beschikbaar zouden stellen en vrijwilligers zouden mobiliseren om ontmoetingsplaatsen te scheppen voor mensen die anders zouden vereenzamen.[17]Contemplatie en actie bleken twee kanten van dezelfde medaille in de talloze activiteiten die vanuit parochies en gemeenten werden ontplooid.
***
Tot slot. Als jaarlijkse publicatie met steeds terugkerende informatie over de stand van zaken in een organisatie geeft een almanak zoals de Pius Almanak dus inzicht in de feiten en getallen. Maar een van de eerste inzichten die een theologiestudent aan een van de pauselijke universiteiten in Rome in welke periode dan ook ten deel valt, is dat de kerk niet samenvalt met wat gemeten, getoetst en geverifieerd kan worden. De kerk is niet wat men ziet. Op een zonnige paasmorgen kwam tot en met 2019 op het Sint Pietersplein in Rome elk jaar een immense menigte samen, die altijd even enthousiast reageerde op de woorden van de paus. Maar de door het Vaticaans bureau voor statistiek jaarlijks getelde aantallen deelnemers aan een pauselijke plechtigheid hoeven niet per definitie de levende stenen te zijn van de gemeenschap van christenen die zich al bijna tweeduizend jaar in tijd en ruimte voortbeweegt. Die levende maar ongeziene steen bevond zich op een willekeurige paasmorgen in Rome even verderop. Het was de aalmoezenier van een van de gevangenissen in Rome die gedetineerden in zijn preek toch iets van de hoop wilde meegeven die de eerste christenen ontleenden aan die zo onbevattelijke ervaring bij het lege graf. Hij bleef zo goed als onopgemerkt, totdat een beroemd en voor zijn gevangenschap invloedrijk persoon in een interview vertelde dat zijn weg naar inkeer en omkeer aan de aalmoezenier te danken was.
Noten
[1] Prof. dr. P.J.J. van Geest is hoogleraar kerkgeschiedenis en geschiedenis van de theologie aan Tilburg University, hoogleraar economie en theologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en bijzonder gasthoogleraar aan de Faculteit der Godgeleerdheid en religiewetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven. In 2020 werd hij gekozen in de Pauselijke Theologische Academie.
[2] W. van de Donk, ‘De betekenis van de kerk in de publieke ruimte’, in: A. Garritsen (red.), Pius Almanak. Jaarboek Katholiek Nederland 2019 (Baarn: Adveniat 2019), IX-XII
[3] S. Gärtner, Der Fall des niederländischen Katholizismus. Kirche und Seelsorge in einer spätmodernen Gesellschaft (Freiburg: Herder, 2017), 20-38, 51-74 (Katholizismus im Umbruch 5).
[4] Cf. K. Schelkens, P. van Geest, J. van Gennip, Het Katholicisme in Europa. Een geschiedenis. (Amsterdam: Boom, 2018), 358-361.
[5] Cf. P. van Geest, M. Janssens, J. Prij, ‘Wegen uit de crisis: naar welk normaal willen we terug?’, in: Corona en dan? (Amsterdam: Boom, 2020), 44-48 (Christendemocratische Verkenningen 2020-3).
[6] P. van Geest, C. J. de Bourbon de Parme, S. Eijffinger, Wat is wijsheid? Enige gedachten over de natuur, de economie en de maatschappij en de zin van het leven na de Coronacrisis (Baarn: Adveniat, 2020), 47-48. Vierde druk.
[7] H.J. Ormel, ‘Christendemocratische postcoronavisie op voedsel en veehouderij’, in: Corona en dan? (Amsterdam: Boom, 2020), 73- 78 (Christendemocratische Verkenningen 2020-3).
[8] T. Judt, Ill fares the Land (Londen: Penguin, 2010), 8-9.
[9] Judt, Ill fares the Land, 217.
[10] T. Halík, Geduld met God. Twijfel als brug tussen geloven en niet-geloven (Zoetermeer: Boekencentrum, 2014), 113-116. Zesde druk.
[11] Cf. C. Taylor, A Secular Age (Cambridge: Harvard University Press 2007), 1-3; cf. K. de Groot, The Liquidation of the Church (London-New York: Routledge 2018), 29-46; 181-187 (Routledge New Critical Thinking in Religion, Theology and Biblical Studies).
[12] O. Roy, La Sainte Ignorance: Le temps de la religion sans culture (Paris: Seuil, 2008). Vertaling: Holy Ignorance: When Religion and Culture Part Ways. Translated by Ros Schwartz (New York: Columbia University Press 2010), 38.
[13] https://kerkdienstgemist.nl/stations/1972-Abdij-Sint-Benedictusberg/events/live
[14] A. Salvatore, The public sphere. Liberal modernity, Catholicism, Islam (New York: Palgrave Macmillan 2007), passim.
[15] M. van den Berg, Stap voor stap. Opnieuw leren leven na corona. Notities van een geestelijk verzorger in een revalidatiecentrum. Baarn: Adveniat, 2020.
[16] Francesco, Fratelli tutti. Sulla fraternità e l’amicizia sociale. Introduzione di A. Spadaro. Città del Vaticano: Libreria Editrice Vaticana; Venezia: Marsilio Editori, 2020. (Engelse vertaling: http://www.vatican.va/content/francesco/en/encyclicals/documents/papa-francesco_20201003_enciclica-fratelli-tutti.html
[17] https://nietalleen.nl/verhalen/