
Oktober Mariamaand – Het verhaal achter het Wees gegroet
In Rome beschouwt men de oktobermaand als de mooiste maand van het jaar, en in Japan is er geen mooiere volle maan dan die in de nacht van diezelfde oktobermaand. Ook in Canada wanneer de esdoorn rood slaat als wijn, is dit schouwspel een aanhoudend feest in eenieders oog en hart. Bij ons spreekt men van de zwanenzang van de natuur: in oktober ‘zingt’ elke loofboom zijn mooiste lied in groen- geel-bruin-en-rode tinten. Wat een weelde!
Oktober werd uitgeroepen tot Mariamaand met toeleg op het bidden van de rozenkrans. Maria vieren we in mei en in augustus (Maria-oogst), in september (haar geboorte op de 8e dag), nu in deze maand, straks in de Advent en met Kerst. Ook op 1 januari – feest van de Moeder Gods, en op 2 februari, veertig dagen na Kerstmis, bij de Opdracht van het Kind in de tempel wordt Maria gevierd! Wanneer vieren we haar niet? Op de tweede Pinksterdag is het haar feest als Moeder van de Kerk, en op 25 maart is er nog de Aankondiging door de engel Gabriel aan Maria! Ja, wekelijks, als er geen enkele andere gedachtenis is, vieren we de mis van ‘Maria op zaterdag’! En iedere avond in de Vespers bidden we haar danklied: het Magnificat! Misschien was het ons ontgaan hoe vaak de Kerk Maria ter sprake brengt in haar liturgisch bidden en bij menige gewone volksdevoties.
De Rozenkrans is tegelijk een zeer oud en een relatief recent gebruik, met een verrassende verrijking tot in onze twintigste eeuw, dankzij de aparte vroomheid van de heilige paus Johannes Paulus II. Het eerste gedeelte van het Weesgegroet bestond reeds in de vierde eeuw in Egypte als een volwaardige gebedsformule. Je kunt het beschouwen als een heel zuiver en origineel Jezus-gebed. Immers, de formule mondt uit bij de naam Jezus. Alles wat eraan voorafgaat is begroeting, ontleend aan de Bijbel zelf.
Eerst hernemen we de woorden van de aartsengel Gabriel: ‘Wees gegroet, Maria (Ave Maria), vol van genade, de Heer is met u’.
Het hart is vervuld met schroom. In sommige afbeeldingen uit de vroege Renaissance is de Engel zelf een en al knielende eerbied voor het wonder dat Maria nu te beurt valt. Daarna nemen we de woorden ter harte van de verwonderde Elisabet, met haar eigen kind dat opsprong in haar schoot:
‘Gezegend zijt gij boven alle vrouwen
en gezegend is de vrucht van uw schoot!’
Deze dubbele zegening mag men lezen als een versterking en verklaring: ‘Gij zijt gezegend omwille van het zegenende Kind in uw schoot!’ Die “en” midden de zin mag men verstaan als “want”! En de bidder voegt aan deze twee begroetingen van Gabriel en Elisabet, de eigennaam toe van het kind: Jezus. Elisabet spreekt dit niet uit, hoe zou ze het kunnen? Jozef is degene die het Kind na de geboorte zal noemen met de Jezusnaam, zoals de Engel het hem had opgedragen: ‘Geef hem de naam Jezus want hij zal zijn volk redden uit hun zonden’ (Mt 1,21). In de naam ‘Jezus’ zit het werkwoord ‘redden’, en dit zal hij ook doen voor zijn volk, zegt de Engel.
Deze drie, vier regels vormden een volwaardig gebed, vanaf de vierde eeuw tot ver in de Latijnse Middeleeuwen! Iedere zaterdag zong men deze zinnen in het Gregoriaans bij het offertorium. Tot in de jaren ’70 van vorige eeuw, toen de mis helemaal in het Gregoriaans gezongen werd, was dit nog steeds het gebruik. Het eindigde met: fructus ventris tui. ‘De vrucht van uw schoot’, terwijl Jezus’ eigennaam niet uitge- sproken werd…
We begroeten Maria maar we roepen op het einde Jezus aan! Haar grootheid komt van Hem, de Redder van ons allen. In een creatieve versie hoorde ik Afrikaanse zusters bij elk voorbidden van de eerste helft van het Weesgegroet, een eigen formule eraan toevoegen: Jezus die ons redt van de toorn of die ons heiligt met zijn Naam, die ons al onze zonden vergeeft, die ons heelt van alle kwalen, die eeuwige vrede schenkt, enz.
De tweede helft van het ons vertrouwde Weesgegroet kwam pas laat in voege, in de vijftiende eeuw! Het richt zich opnieuw tot Maria en formuleert nu een directe bede tot haar. Eigenlijk bidt men tot haar dat zij zou bidden voor ons! Dat herinnert ons aan de fijne list van de stichter van de jezuïetenorde, de H. Ignatius van Loyola. Zijn raadgeving luidt als volgt: ‘Als je iets wilt bekomen van God, vraag het aan Maria en smeek haar dat ze de bede aan haar Zoon toevertrouwt. Die kan toch niets weigeren aan zo’n goede Moeder. En de Zoon vraagt het aan de Vader en die zal zelf evenmin iets kunnen weigeren aan zijn zeer geliefde Zoon’. Immers, zoals Paulus schrijft, ‘Hij heeft zijn eigen Zoon niet gespaard! Hoe zou Hij ons niet, met zijn Zoon, ook al het andere geven?’
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood. Amen.
Het zijn de Dominicanen die vanaf de vijftiende eeuw de grote verspreiders zijn van dit gebed. Zij bouwden bovendien de kathedraal van de driemaal vijftig Weesgegroeten, op het model van de driemaal vijftig Psalmen. In deze kathedraal doorloopt men de mysteries van Jezus’ Geboorte, van zijn Passie en van zijn Verheerlijking, de blijde, de droeve en de glorievolle mysteries. De heilige paus Johannes Paulus voegde er nog eens vijftig gebeden aan toe, met vijf nieuwe mysteries. Hij noemde ze ‘de lichtende mysteries’, evenementen uit het leven van Jezus die niet voorkwamen in de traditionele Geheimen of Mysteries uit de late Middeleeuwen. Dat is met name het Doopsel van Jezus in de Jordaan, de bruiloft te Kana, de verkondiging van het Rijk Gods met de zaligsprekingen, de Transfiguratie op de berg Tabor en de instelling van de Eucharistie.
We bidden tot Maria en volgen Jezus. De mysteries van de ene verwijzen door naar de mysteries van de ander. Maria en Jezus delen in eenzelfde licht, eenzelfde vrijheid, eenzelfde overgave: ‘Zie de Dienstmaagd’ en zie de Dienstknecht. Ze gaan tot het uiterste in overgave en liefde. Met hen worden we meegetrokken naar heerlijkheid en eeuwig Leven.
‘Dit gebed zeggen we het liefst traag op’, zo schreef Romano Guardini in zijn Inleiding tot het gebed. ‘Nu en in het uur van onze dood’. Wij bidden dat zij mag bidden voor ons en voor onze wereld ‘in het uur van de dood’, en dat uur omvat dagelijks zovele stervenden, gekend en ongekend… Arm en vrij mogen we het bidden, krachtig en zacht, aanhoudend maar nooit dreunend noch dwangmatig, want de formule is te edel, te mooi! Maria én Jezus brengen ons thuis, in groot vertrouwen.
O Maria die daar staat…
Gij zijt goed en ik ben kwaad.
Wilt Ge mijn arme ziele gedenken,
’k zal U een Ave Maria schenken.
Ave, ave Maria! Ave, ave Maria!
Zo bidt in alle eenvoud sinds eeuwen de ziel van een heel volk, met oude woorden uit het evangelie.
Benoît Standaert
Benedictijner monnik Sint-Andriesabdij te Zevenkerken
(Uit: Met vertrouwen het jaar door. Levenslessen van een kluizenaar, Adveniat 2021; opgenomen in Van Drie Engelen tot Driekoningen- Bidden om betere tijden)