Magazine Henri – Jozef Wissink over Met open handen

Een autobiografische en theologische reflectie over één van de eerste boeken van Harrie Nouwen, door Jozef Wissink, student-assistent bij het college over bidden.

In 1971 verscheen bij de Ambo-uitgeverij het boekje Met open handen. Notities over het gebed van Harrie J.M. Nouwen. Het boekje was het resultaat van een serie gesprekken in 1970 tussen theologiestudenten van het grootseminarie Dijnselburg en Harrie Nouwen. …

Met open handen
De opbouw van het boekje is eenvoudig. In het eerste hoofdstuk wordt gebed geschilderd als een vorm van openheid. Bidden brengt een beweging tot stand van “dichtgeknepen handen” naar “open handen”. Mensen klampen zichzelf vast niet alleen aan een aantal aantrekkelijke dingen, maar ook aan angsten, aan haat, aan een ideaalbeeld van zichzelf. Bidden heeft te maken met vrij worden, tot echt leven komen. Dit inleidende hoofdstuk heet dan ook: “Met dichtgeknepen handen”. Het uitleidende hoofdstuk kan dan “Met open handen” gaan heten.

Daarna wordt in vijf hoofdstukken het gebed telkens in relatie gezet tot een kernthema in het persoonlijke leven en in de samenleving. Het eerste thema is de stilte, die ruimte geeft tot aandacht voor wat er in het leven om ons heen gebeurt, maar ook voor wat dat met ons innerlijk leven doet. Het tweede thema is dat van de ontvankelijkheid. Voor veel mensen is de eerste associatie bij gebed dat men er dingen aan God vraagt. Harrie Nouwen geeft een theologisch motief voor de omkering van deze associatie: als gelovigen weten wij dat God zich aan ons wil openbaren via de natuur, via mensen die je ontmoet, via situaties waarin je verzeild raakt. God is een God die Zich wil geven aan ons. Van het thema ontvangen is de overgang naar het thema van de hoop een vanzelfsprekende. Persoonlijk vind ik dat zijn behandeling van de hoop een van de boeiendste onderdelen van het boek bevat. Wie het vraaggebed als de primaire vorm van het gebed zet, zal de hoop snel inkleuren als op een positieve vervulling van onze wensen. Maar dan laat men het gebed helemaal op het kinderniveau, waar deze invulling van de hoop natuurlijk zo gebeurt. Bij het volwassen gebed wordt de relatie tot God persoonlijker. De hoop kan hoop op de Ander worden, die ons niet in de steek kan laten. “Niemand valt, of hij valt in Gods handen”, om het met de mooie woorden van Huub Oosterhuis te zeggen. Van de hoop gaat Nouwen in het volgende hoofdstuk over op het mededogen: een gebed van hoop is een gebed van mededogen, dat alle mensen omarmen wil. Bidden kan nooit a- of antisociaal zijn. Nouwen pleit voor mededogen boven medelijden, omdat het laatste uit de hoogte kan zijn, terwijl mededogen voortkomt uit lotsverbondenheid met de ander in nood. Tenslotte behandelt Nouwen het thema van de relatie tussen gebed en revolutie. We leven kort na 1968, dus in de sfeer van de studentenrevolutie in Parijs, de sfeer van de vrijheidsbeweging in Praag met de brute bezetting die erop volgde. …

“Bidden is het opgeven van een vals houvast, het niet blijven zoeken naar argumenten waarmee je je kunt verdedigen, als je gesnapt wordt, het niet hopen op een paar lichtpuntjes die er in je leven nog te vinden zijn. Bidden is het ermee ophouden van God dezelfde kleinzieligheid te verwachten die je in jezelf ontdekt hebt. Bidden is in het volle licht van God treden en daarin zonder meer en zonder reserve zeggen: ‘Ik ben mens en U bent God’. Op dat moment vindt de bekering plaats, dat wil zeggen het herstel van de ware verhouding. …Het is deze bekering die ontspanning teweeg brengt, die je doet herademen en je doet rusten in de omhelzing van een vergevende God. Deze ervaring schept rust, eenvoud en blijdschap. Want dan kun je zeggen: ‘Ik weet het niet; ik kan het niet, maar ik hoef het ook niet te weten en ik hoef het ook niet te kunnen.’ Dit nieuwe weten is een bevrijding die je toegang geeft tot alles wat geschapen is en je vrij laat spelen in de tuin die voor je is aangelegd.” (Met open handen, 38-39.)

Het is een prachtige tekst, die voluit het verlangen van Harrie Nouwen verwoordt, maar die bij mij ook iets van mededogen oproept: wat had ik het hem gegund dat hem dat vrije spelen in de tuin wat vaker gegeven was. Wat had ik het hem graag gegund, wanneer de vergevende liefde hem zover gevoerd had, dat hij ook met liefde had kunnen glimlachen over zijn eigen onvervulde verlangens en onopgeloste problemen. Want dat we hier in de geschiedenis wonen in huizen van voorlopigheid en dat we ook niet helemaal thuis moeten zijn in onze huidige wereld, betekent toch niet dat we veroordeeld zijn tot nergens thuis. …

Dit is een gedeelte uit een groot artikel dat Jozef Wissink schreef over Henri Nouwen voor het gedeelte ZIJN WERK in Magazine Henri.

Jozef Wissink vergezelde Harrie Nouwen als student naar de Verenigde Staten en volgde daar ook bij college bij hem. Daarna was hij student-assistent bij hem. In 1977 werd hij priester gewijd door kardinaal Willebrands. Hij was van 1979 tot 1987 conrector op het Ariënskonvikt. Na zijn toenmalige promotiestudie werd hij vanaf 1984 docent in de systematische theologie aan de Katholieke Theologische universiteit (KTUU). Hij werd daarnaast namens de Radboudstichting hoogleraar aan de Universiteit van Groningen. Daarna werd hij hoogleraar praktische theologie aan de Universiteit van Tilburg.

Foto Jozef Wissink gemaakt door Ramon Mangold

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!