Van boekhandel tot Bach. Van vertrouwenspersoon tot gastenbroeder. Vier kloosterlingen vertellen over afwezig en aanwezig zijn, over wel of geen problemen oplossen, met als rode draad: het luisteren naar dat wat er op je af komt en de stilte die daarvoor nodig is.
‘Zonder stilte kun je niet beschikbaar zijn’
Het beeld dat elke dag weer ontroert is het winkelwagentje op weg naar de Abdijlaan. Op die hobbelige stenen duwt een monnik in kloosterkleding het wagentje richting supermarkt, want een gastenbroeder moet zorgen dat er genoeg te eten is. Meestal speelt dit tafereel zich af iets na 8.00 uur in de ochtend. Te horen is alleen het geluid van de wieltjes en het schuiven van de potten pindakaas in het wagentje. De gastenbroeder doet zijn dienstwerk in stilte. Soms steekt hij een hand op en lacht minzaam, dan weer haast hij zich om de deur te openen voor bezoek bij de abdij.
In deze vroege uren heeft hij een tweede functie, die van portier. Voor beide taken is stilte nodig. ‘Zonder stilte kun je niet beschikbaar zijn als er op de deur van je hart wordt geklopt’, aldus broeder George Pijnacker, gastenbroeder van de Adelbertabdij in Egmond-Binnen. ‘Ieder die bij het klooster aanbelt, klopt ook op de deur van je hart. Meestal open ik de deur van afstand, met mijn mobiele telefoon. Zo werkt de deur van mijn hart niet. Daar is stilte voor nodig. Daarom sta ik iedere dag wat eerder op, vaak rond 5.00 uur, om een bodem van stilte in mijn hart te leggen en klaar te zijn voor iedere gast die een beroep op me doet.’
Hij is de gedroomde gastenbroeder, nooit gehaast, bijna altijd goed gestemd, met een vriendelijke lach, maar ook met een luisterend oor. ‘Dat oor weet wanneer de gast geen behoefte heeft om te praten. En dat oor hoort ook wanneer de gast wil praten. Voor mij als gastenbroeder is dan belangrijk dat mijn aanwezigheid nauwelijks gevoeld wordt. Anders gezegd, ik probeer afwezig te zijn om juist daar aanwezig te worden in de wereld van gasten. Daarom moet ik stil zijn en steeds op zoek gaan naar het wezenlijke in de ander. Ik doe dat vanuit Christus en naar Christus toe. Christus vraagt me gastvrij te zijn en in de gast kan Christus voor me staan. Ik geniet als gasten in de liturgie zijn en die over zich heen laten golven. Al die gebedsmomenten zijn als een meubelstuk. Gasten kunnen erin verdwalen. Ik ben dankbaar en blij als ze in dat meubelstuk de goede lade vinden. Want dan is het Woord ook in hen gaan wonen.’
Klooster! 26 Luisteren, blz 74-75
Tekst: Leo Fijen
Foto: Rogier Veldman