
Klooster! 15 – Feest
Dit weekend verschijnt de nieuwe Klooster! Feest. Voor wie niet kan wachten: Erik Borgman over feesten.
We moeten geregeld feesten. Jazeker, moeten. Zo staat het in psalm 81: het is een opdracht aan Israël – en aan de kerk die zich bij dit volk aansluit – en een voorschrift van Jacobs God waartoe Hij Jozef verplichtte (vers 5-6).
Nu houd ik niet zo van feesten. Ik denk niet dat ik overmatig zuur of somber ben, maar ik ben ook zelden extatisch. Ik geloof dat dit een goede zaak is, want het voorkomt dat ik kwijtraak waarom ik blij ben. De extase heeft de neiging alle aandacht op zichzelf te vestigen. Dat vind ik van feesten ook. Voor je het weet raakt de reden van het feest buiten beeld. Dankbaarheid voor een nieuw levensjaar heb ik in klein gezelschap spontaan, maar tijdens een diner dat officieel ter ere van mijn verjaardag is, raak ik het kwijt. Als ik dan per ongeluk met iemand echt in gesprek raakt, voel ik mij schuldig dat ik anderen geen aandacht geeft. Als ik met niemand echt in gesprek raak, vraag ik mij al snel af wat ik hier doe. Maar er is geen ontkomen aan: Degene die ik beschouw als de hoogste autoriteit en dat ook is, stelt feesten verplicht.
Om niet te vergeten dat het bijzondere bijzonder is, daar komt de motivatie op neer die de Psalmist voor het gebod geeft. Het is niet vanzelfsprekend dat het leven geen last is, bijvoorbeeld, en niet voortdurend zwaar werk. Dat is goed te gedenken als je het gevoel hebt dat het leven wel zwaar is: er is al eerder een last van je afgenomen! Als je dat in herinnering roept, blijkt negen van de tien keer wat je nu te dragen hebt nogal mee te vallen. Dat wat niet kon, toch gebeurde: ook dat is niet vanzelfsprekend. Maar het is wel reëel. Een probleem was onoplosbaar, maar toch bleek er een leven te zijn na het probleem. Een moeilijkheid was onoverkomelijk, maar je staat nu aan de andere kant ervan. Een verlangen was onvervulbaar, maar er kwam voldoening. Vraag niet hoe en probeer vooral niet te zorgen dat het in de toekomst weer gebeurt. Wees blij en neem aan wat je toevalt. Laat dat werkelijk tot je doordringen: dit valt mij zomaar toe! Niet omdat het moest, niet omdat je er recht op hebt, niet omdat je het verdient, maar uit de overstromende goedheid die we God noemen.
Dit, constateer ik opgelucht, is iets anders dan uit je dak gaan en daarin de zin vinden van het feest. Een God die uit zichzelf feest is, nodigt ons bij dat feest uit. Op een dubbele manier, zo suggereert de Bijbel. Wij zijn Gods feest, zoals geliefden als ze verliefd zijn kunnen leven vanuit de verwondering dat de ander bestaat en zij van haar of zijn leven deel mogen uitmaken. Of zoals zij elkaars feestje kunnen zijn als zij vrijen. Bovendien zij wij uitgenodigd bij Gods feest zoals een bruid haar vriendinnen en een bruidegom zijn vrienden uitnodigt. In het Johannesevangelie zegt Johannes de Doper: ‘De bruidegom is degene die de bruid heeft, maar de vriend van de bruidegom die staat te luisteren of hij hem hoort, is al vol blijdschap wanneer hij de stem van de bruidegom verneemt’ (Johannes 3.29). Wij zijn bruid en vriend tegelijk. Wij zijn degenen aan wie is gevraagd ons te laten opnemen in het feest dat ontstaat als God aanwezig komt en zich verheugt in onze aanwezigheid én wij zijn degenen die bij alles wat er aan feestelijkheid plaatsvindt ons kunnen verheugen over het feestelijke vervolg en dat wij daar getuige van mogen zijn.
Een feest waar je werkelijk contact met elkaar hebt en dat verwijst naar een leven als een nog groter feest – zo’n feest zou ik nog wel willen vieren als het niet zou moeten.
Erik Borgman
Uit Klooster! 15 Feest. blz. 91