Katharina Michiels ocso van Abdij Nazareth: ‘Mogelijkheden tot verandering en groei tonen zich voortdurend’

De tijd van vandaag stelt nieuwe vragen aan trappisten, vindt zuster Katharina Michiels ocso van Abdij Nazareth in Brecht. Meebewegen met wat de situatie vraagt is het devies, zelfs als het dan gaat schuren met de aloude traditie. ‘Als je niet meebeweegt, kun je niet groeien.’

‘In het trappistenleven is de traditie belangrijk, maar bij alles wat wij hier doen, al die afspraken en regeltjes, alle mooie rituelen, wil ik mezelf blijven afvragen hoe het bedoeld is. En soms heb ik het gevoel dat er iets anders bedoeld is dan hoe wij het nu meekrijgen en dat er misschien iets moet worden bijgeschaafd. Het kan bedreigend zijn voor mensen, om verder, ruimer te denken. Men beschouwt de geloften vaak als een pakketje dat je krijgt op het moment dat je professie doet en als je er goed mee omgaat, dat je het dan teruggeeft op het moment dat je sterft. Wel, dat is voor mij als de parabel van de talenten. Ik heb het in de grond gestopt en hier heb je het pakketje terug. Dan denk ik: dat is pas een doods religieus leven. Of een doods leven tout court. Je hebt er niets mee gedaan, nu, je hebt niks verkeerd gedaan, dat is wel het minste dat je kunt zeggen. Maar mensen verengen het soms daartoe. Niets verkeerd gedaan, allá, maar je hebt ook niets positief gedaan, hè? Je hebt niets bijgedragen aan de wereld, niet bijgedragen aan de mensen.’

Men vat de monastieke stabiliteit soms op als een stok in de grond die daar staat en die blijft staan. Onbe- weeglijk. Maar dat is geen stabiliteit voor mij. Stabiliteit is per definitie beweeglijk, soepelheid. Een jonge boom die meedanst met de wind. Of die poppetjes die je kunt ombuigen naar beneden en die dan weer terug overeind flippen, ken je die? Dát is stabiliteit. Een stabiel iemand blijft onder wisselende omstandigheden diep op de kern verankerd, gefundeerd. Vandaaruit verandert hij aan de oppervlakte, aan de buitenkant, hij ontwikkelt andere visies, zal anders gaan spreken en misschien een andere houding aannemen. Maar de kern blijft verankerd, in ons geval natuurlijk in God, een God waar wij ons leven aan geven en die wij wil- len zoeken. Dus ja, groei is van wezenlijk belang, en daarom moeten wij als religieuzen ook ten eerste bezig zijn aan onze eigen groei.’

Elastiekjes
‘Groeien is een proces waarin niets vast staat. Ik voel mij daarin gesteund door mensen als Marc-Alain Ouaknin en Jonathan Sacks. Twee rabbijnen, die vanuit hun traditie prachtige commentaren geven op de Bijbel. Ze durven zo breed te interpreteren – ik heb altijd het gevoel dat er elastiekjes in mijn geest gestopt worden en dat het hierbinnen allemaal wordt uitgerekt aan alle kanten. Er zit een waarheid in waarbij we buiten de lijntjes gaan denken. Dat is het tegenovergestelde van wat de katholieke exegese lang gedaan heeft. De joden zeggen: er is geen enkele interpretatie die vastligt, naast alle interpretaties is er altijd nog een nieuwe mogelijk. En dat bedoel ik precies zo met groei, zo van: durf verder kijken, durf ruimer kijken, zoek naar wat hier en nu de opdracht is.’

‘Mijn stokpaardje wat dit betreft, de zusters weten dat wel hier, is bijvoorbeeld de slotmuur. Ik hou ergens van het slot. Ik ben blij dat die muur daar staat, hoewel ik hem zelf niet gebouwd zou hebben. Hij staat er en ik kan me ermee verzoenen, hij geeft de mogelijkheid om in de zomer rustig een paar uur in de tuin te zitten. Het is wezenlijk voor contemplatieve zusters dat er enige afscheiding is om het innerlijk leven en het gebed alle kansen te geven. Maar of wij het slot zo absoluut moeten blijven invullen als het tot nu toe gebeurt, zo van “je mag hier absoluut niet weg”, ja dat blijft voor mij een vraag. Ik vind dat je zulke vragen door je heen moet laten gaan om te kijken of het nog klopt.’

Souplesse
‘Op een ander vlak speelt bijvoorbeeld de vraag hoe we om moeten gaan met de nieuwe sociale media. Dat is gigantisch, de uitdaging die daar voor ons ligt. Ik zeg steeds: je mag dan wel die muur hier hebben die rond de abdij staat, maar met internet spring ik er voortdurend over. Dag en nacht, als we er geen beperking opzetten. Hoe ga je daarmee om? Tegelijkertijd gaat het daarbij niet om een oppervlakkige verandering van dingen. Ik wil de essentie vasthouden, namelijk: helemaal op Christus gericht zijn, dat is ons leven. Wij zijn hier om een leven van gebed te leiden, daarvoor hebben we stilte nodig. Maar binnen die grote pijler, die bron, dat fundament van waaruit wij leven, wat hebben wij daar nodig aan middelen om dat leven te kunnen onderhouden. Dat is de vraag.’

‘Mogelijkheden tot verandering, tot groei, tonen zich daarbij voortdurend. Neem de ascese. Wat is vandaag nog ascese? Dat is een moeilijke vraag. Vandaag bij uitstek een moeilijke vraag. We zijn in de vasten, zitten volop in de coronacrisis, ik heb aan de zusters gezegd: “Zusters, ik weet het, het is vasten, maar in plaats van minder te slapen zou ik graag hebben dat je nu wat meer slaapt dan normaal.” Want we moeten zorgen dat we een beetje weerstand hebben. Dat we niet te zwak staan en dat als die ziekte dan toch komt – we weten het niet – dat we dan toch wat weerwerk kunnen geven. Dus zorg dat je niet doodmoe bent, maar uitgerust. Wij eten af en toe vlees momenteel, voor trappisten ongehoord natuurlijk, maar hiervoor geldt hetzelfde. Of dat verschil zal maken, ik weet het niet, maar ik denk: weet je, dat is proberen u aan te passen aan de wisselende omstandigheden. Alles wat vasten traditioneel van ons vraagt aan ascese is totaal anders dit jaar, in het kader van die coronacrisis. Als we hierin niet zouden mogen bewegen, groeien, dan zouden we die oefening niet kunnen maken, dan zouden we zeggen: “Nee, het is vasten hè, dat staat boven alles en we houden dat regime vast.” Maar zo werkt het niet. Je ziet hier wel hoe drastisch de buitenwereld ons plotseling kan bevragen. Dat vraagt souplesse en een voortdurend verder groeien in God.’

Zelfkennis
‘Als we hier binnenkomen, zitten we in een zandloper- beweging. We komen vanuit de brede wereld en die zal zich versmallen. Want veel dingen die buiten belangrijk waren, vallen weg. In het begin krijg je nog kaartjes en aanmoediging en externe schouderklopjes, maar na een paar maanden houdt dat op. En dan moet je hier, zeker de eerste jaren, veel puur uitvoerend werk doen. Dus je moet in de tuin gaan werken, je moet poetsen, je moet etiketjes kleven, je moet werkelijk allerlei klusjes doen waarmee je niet veel identiteit kunt opbouwen. Dat heeft natuurlijk zijn bedoeling. Dat betekent dat die koker alsmaar smaller wordt. Ik ontdekte van alles over mezelf wat niet strookte met mijn zelfbeeld. Ik dacht altijd dat ik makkelijk in de omgang was, maar ja, ik woonde alleen. Dan is het geen kunst om makkelijk in de omgang te zijn. Zodra ik hier was voelde ik ineens jaloezie, ongeduld, ergernis – heel confronterend. Groeien vraagt daarom ook snoeien. Elke tuinier weet dat: snoei is nodig om te zorgen dat planten de goede kant opgroeien. Voor onszelf willen wij dat niet, want dat doet pijn. Als wij niet uitgedaagd worden en niet af en toe geprikkeld worden, dan zijn wij helaas geneigd om statig, rustig, gesetteld op onze zetel te gaan zitten en er niet uit te komen.’

Mens worden
‘Er is een vaderspreuk, waarin abba Antonius zegt: “Haal de bekoringen weg en niemand kan gered worden.” In Jacobus staat het ook: “Wees blij dat je beproefd wordt.” Om te groeien, om die eigen wil van ons, ons ego, de goede kant op te buigen, hebben wij bekoringen en beproevingen nodig. Dat zijn de oefeningen waardoor wij worden uitgedaagd en waarmee we altijd opnieuw terug naar het centrum kunnen gaan en onszelf weer onder handen nemen. En zo wordt die trechter smaller en smaller, totdat je het gevoel hebt: ik ben compleet mijn grondvesten kwijt, van mijn sokkel afgevallen, ik lig gewoon bij de puinen van mijn iden- titeit. Heel dat ego is afgebrokkeld. Dat is een zwaar en lastig proces, niemand huppelt daar door. Het is echter de kern van onze roeping: naar binnen groeien.’

‘Het begrip menswording is mij zo dierbaar om- wille van het woord wording. Wij zijn op weg naar die menswórding. Naar het beeld en de gelijkenis waartoe God ons geschapen heeft. Want dit pijnlijke proces van ontdekken wie je ten diepste bent, is uiteindelijk erop gericht om te ontdekken wie God ten diepste is. In de mate dat we van onze illusies kunnen afstappen en groeien in waarheid over onszelf, groeien we ook in waarheid over God, in Godskennis en in Gods liefde, want deze twee, de zelfkennis en de Godskennis, gaan gelijk op. Je moet erdoor, om te beseffen: en toch blijft die God altijd naast mij staan, die blijft mij altijd liefdevol aankijken, ik mag zijn wie ik ben, die oordeelt daar niet over. God blijft trouw bij mij, terwijl in mij voor mijn gevoel alles aan diggelen ligt.’

‘Naarmate ik door die smalle tunnel durf gaan en mij durf toevertrouwen aan God, zal ik ontdekken: er wordt een nieuwe mens opgebouwd. Ik spreek krasse taal, maar dit is het: er is een nieuwe mens en het fundament staat op God. Ik sta niet meer op mezelf, ik sta op God. En dan verwijdt de weg zich plotseling weer heel veel, want dan voel ik een ontzettende vrijheid. Ik hóef niet meer te presteren. En ik hoef niet meer te bewijzen dat ik een sympathieke of vrolijke zuster ben. En ik hoef niet meer allerlei prestaties te leveren of mezelf allerlei eisen op te leggen, want ik sta in hem en dat is genoeg.’

Liefde per vierkante meter
‘Gods liefde wil door ons heen de aarde bereiken, maar wij zijn als een raam dat vol spatten zit. Naarmate wij groeien in zuiverheid van hart, wordt het glas vlekkelozer en kan Gods liefde helderder de aarde bereiken. En elke vierkante meter liefde op aarde, al is het maar dat, is een vierkante meter liefde op aarde. Aan de ene kant maakt dit proces dat ik de weg naar binnen op een veel zuiverder en echtere weg kan gaan, omdat ik in een sterke verbondenheid met God leef. Anderzijds voel ik ook minder de behoefte om de ander te oordelen op de kleine kanten, omdat ik nu weet: die zitten ook in mij. Dus als ze in mij zijn, wie ben ik om van de ander te zeg- gen: “Zeg, jij daar met je rare gedrag.” Dit proces draagt bij aan het groeien in zuiverheid van hart, volgens Cassianus een van de doelstellingen van monastiek leven. In mijn hart wil ik niets liever dan toegroeien naar die zuiverheid, naar de volle maat van Christus. Niet dat wij Christus moeten worden of zijn, maar in zijn aardse leven heeft Hij de meest zuivere vorm van leven en liefde gemanifesteerd. Zo dicht mogelijk in de buurt komen van die zuiverheid, dat moet ons streven zijn.’

Lof der traagheid
‘Het gebed beweegt hierin mee, ook dat is niet statisch. Als je hier intreedt ben je anders dan na tien of 25 jaar, je persoonlijk gebed verandert mee. Mijn wijze van bidden is sterk geëvolueerd, in het begin bad ik voor specifieke mensen en hun verschillende soorten problemen en vragen, nu bid ik meer het Jezusgebed en sta ik mezelf ook de verstrooiing toe. Soms is het niet zoals het hoort, maar ook daarmee ben ik helemaal verzoend. Ik probeer het goed te doen en morgen proberen we beter, punt. Ik probeer niet meer te oordelen over wat een goed gebed is, het groeit mee met de situatie, zeker ook nu met de coronacrisis. Enerzijds: voor ons hierbinnen verandert er niets, het wordt zelfs rustiger, het gastenhuis is leeg en we houden tijd over. Een kwartier minder werken is wel het minste wat we kunnen doen. We hebben de vespers vervroegd en beginnen die nu dagelijks met een gezamenlijk stil gebed van een half uur – met de crisis en de mensen in nood als intentie. Het bindt de gemeenschap. Ook dit is groei: het gebed aanpassen aan de situatie. Er wordt nu een appèl gedaan op de kern van onze roeping: bidden. Dus dat doen we. Op die manier is er in het klooster voortdurend verandering en groei. Geen snelle groei, maar trage. Want wat lang moet blijven bestaan, moet langzaam groeien.’

Dit artikel stond in Klooster! 11 Groei

 

 

 

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!