
Getuigen van de Verrijzenis – Bisschop Harrie Smeets: Pilatus
In paaspreken die geen preken over Pasen zijn, heeft Bisschop Harrie Smeets geprobeerd zich te verplaatsen in de mensen die het van nabij hebben meegemaakt. We kennen hun officiële verhalen uit het evangelie. Maar wat dachten ze? Wat voelden ze? Hoe kwam Jezus op hen over? En dan die verrijzenis, dat lege graf: hoe reageerden zij daarop?
Aan het begin van de Goede Week het verhaal van Pilatus.
Preken over Pasen zou verboden moeten worden. Ik zeg het nog maar eens. Wel hoop ik dat de verhalen in dit boek u kunnen helpen om te geloven in wat niet te begrijpen valt: dat het leven sterker is dan de dood.
Matteüs 27,11-26
Jezus werd voor de landvoogd geleid en deze stelde Hem de vraag: “Zijt Gij de koning der Joden?” Jezus antwoordde: “Gij zegt het.” Op de beschuldigingen door de hogepriesters en de oudsten tegen Hem ingebracht gaf Hij geen enkel antwoord. Toen zeide Pilatus tot Hem: “Hoort Gij niet wat ze allemaal tegen U inbrengen?” Maar Hij gaf hem geen antwoord op welk punt dan ook, zodat de landvoogd hoogst verbaasd was. De landvoogd was gewoon bij elk feest een gevangene, naar keuze van het volk, vrij te laten. Men had juist een beruchte gevangene, een zekere Barabbas. Nu zij daar toch bijeen waren, sprak Pilatus tot hen: “Wie wilt ge dat ik u zal vrijlaten, Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt?” Hij wist heel goed dat men Hem uit nijd had uitgeleverd. Terwijl hij op zijn rechterstoel gezeten was, stuurde zijn vrouw hem de boodschap: “Laat u niet in met deze rechtschapen mens, want ik heb vannacht in een droom veel om Hem moeten doorstaan.” Maar de hogepriesters en de oudsten haalden het volk over Barabbas te kiezen en Jezus te doen sterven. De landvoogd nam weer het woord en sprak tot hen: “Wie van de twee wilt ge dat ik u vrijlaat?” Ze zeiden: “Barabbas!” Pilatus vroeg hun: “Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt?” Zij riepen allen: “Aan het kruis met Hem!”. Hij hernam: “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?” Maar zij schreeuwden nog harder: “Aan het kruis met Hem!” Toen Pilatus zag dat hij niets verder kwam, maar dat er veeleer tumult ontstond, liet hij water brengen en waste ten overstaan van het volk zijn handen, terwijl hij verklaarde: “Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man; gij moet het zelf maar verantwoorden.” Heel het volk riep terug: “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!” Daarop liet hij omwille van hen Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden.
Pilatus
Pilatus is mijn naam: ik ben landvoogd van Judea en door de keizer hierheen gestuurd om te besturen en de orde te handhaven, hier in dit door Rome bezette gebied. Raddraaiers oppakken, opstandjes de kop indrukken en rechtspreken: ook dat hoort bij mijn taak. Inmiddels heb ik in Jeruzalem een stevige reputatie: gemiddeld één kruisiging per dag. Meestal overduidelijk zaken, waar geen speld tussen te krijgen is. Maar vrijdag… vrijdag…
Heel vroeg stonden ze al bij mij op de stoep: een paar kopstukken van het Sanhedrin. Met wat knechten brachten die Jezus bij me en ze eisten dat ik Hem ter dood zou veroordelen. Nou heb ik daar op zich geen moeite mee: doodstraf hoort bij het Romeinse recht. Maar er moet natuurlijk wel een gegronde reden voor zijn. Eerst voerden ze wat wazige beschuldigingen aan, maar niks wat hout sneed. Toen ze merkten dat ik daar niet in trapte, kwam de aap uit de mouw: deze Jezus had zich zoon van God genoemd en dat was in hun ogen godslastering. In hun ogen verdiende dat de doodstraf.
Nu heb ik zelf helemaal niets op met het Joodse geloof en het Romeinse recht zegt daar ook niks over. Voor de Romeinse wet was Hij dus gewoon onschuldig. Toen ik hoorde dat Hij uit Galilea afkomstig was, meende ik een elegante oplossing te hebben gevonden, waarmee ik enerzijds het Sanhedrin
te vriend kon houden en anderzijds Hem niet hoefde te veroordelen. Ik stuurde hen door naar Herodes, die ook in Jeruzalem was.
Die feestneus heeft wat met Hem gespot, maar had geen zin om zijn vingers eraan te branden. Uiteindelijk stuurde hij hen terug naar mij. Later die morgen stonden ze er weer en nu samen met een hoop volk dat zijn kruisiging eiste. Dat volk was duidelijk opgehitst door die hogepriesters van hen. Om de woede van het volk te koelen, heb ik toen besloten om Hem negenendertig zweepslagen te laten toedienen. Maar het hielp niks. De sfeer werd alleen maar grimmiger.
Ik heb Hem apart genomen, heb geprobeerd met Hem te praten. Ik raakte steeds meer van zijn onschuld overtuigd. Wat Hij zei… de weinige woorden die Hij zei, ze laten me niet meer los. Zijn woorden hadden alles te maken met de waarheid, maar dan wel met een heel andere waarheid dan die ik tot nu toe kende. Zijn woorden grepen me bij de keel. Deze mens was gewoon onschuldig en ik was dan ook van plan Hem vrij te laten.
Intussen was het plein voor mijn paleis volgestroomd met volk. Nog één troef kon ik uitspelen: het volk de keuze laten tussen Hem en Barabbas. Maar het volk koos ervoor om Barabbas vrij te laten en ze bleven om de dood van Jezus roepen. Sterker nog, de hogepriesters zeiden dat ik niet meer als vriend van de keizer gezien kon worden als ik niet deed wat zij vroegen. Toen werd ik bang. Ik weet hoe ik bij de keizer in Rome aangeschreven sta en als ik uit zijn genade zou vallen, dan zou het mij zeker de kop kosten. Ik zwichtte dus. Uit angst. Mijn vrouw had me nog gewaarschuwd: ze had op voorhand over de hele kwestie een nachtmerrie gehad. Ondanks mijn eigen geweten, ondanks haar waarschuwing, ging ik door de knieën. Symbolisch heb ik toen mijn handen in onschuld gewassen, maar of dat nog indruk maakte…?
Tegen de avond zijn er nog een paar vrienden van Hem hier geweest. Hij was al dood en ze wilden Hem begraven. Of dat mocht? Even later meldde zich de Joodse overheid weer. Ze hadden gehoord dat Hij begraven was en ze vroegen om soldaten die de wacht zouden houden bij het graf. Hij had immers verhalen verteld over zijn naderende dood, maar ook dat Hij weer uit de doden zou opstaan. Die soldaten moesten er komen om ervoor te zorgen dat zijn vrienden niet stiekem ’s nachts het graf zouden leeghalen. Want dan zouden ze de volgende dag gaan vertellen dat Hij uit de doden was opgestaan. Er waren immers al mensen die zeiden dat Hij tijdens zijn leven doden weer levend had gemaakt. Goed dan, soldaten op wacht gezet bij het graf.
Zaterdag bleef het rustig. Gelukkig. Ik dacht dat het voorbij was. En nu is het zondag. Zelfs hier in dit paleis, dat voor de Joden onrein gebied is, dringen de geruchten door. De soldaten zouden in slaap zijn gevallen bij het graf. Het graf was leeg gevonden. Hij zou zijn verrezen en Hij zou zelfs al aan een vrouw hebben laten zien dat Hij weer leefde. Wat is er gebeurd? Wat is waar- heid? Wat Hij me heeft gezegd onder vier ogen laat me niet los. Zijn zwijgen later: het spreekt boekdelen. Boekdelen van waarheid die groter en dieper zijn dan de mijne. Hij sprak over zijn koninkrijk dat niet van deze wereld is. Een rijk groter dan dat van de keizer? Omdat het over de dood heengaat? Omdat daarin de verrijzenis is? Moet ik dat geloven? Kan ik dat geloven? Wil ik dat geloven? Heb ik een keuze?
† Harrie Smeets, Bisschop van Roermond
Getuigen van de Verrijzenis
Bisschop Harrie Smeets
Met tekeningen van Leo Disch
Prijs: € 14.90