
3e zondag door het jaar A – Misschien vandaag
Schriftlezingen: Jesaja 8,23b-9,3; 1 Korintiërs 1,10-13+17 en Matteüs 4,12-23
Hij (Jezus) sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’ (Matteüs 4,19)
Jezus maakt leerlingen tot ‘mensenvissers’, ook nu. Strafadvocaat Jan Vlug zegt in ons parochieblad: ‘Ik werd geen advocaat om mensen te helpen, ik vond het gewoon een stoer beroep, maar nu is het een soort roeping… Als een jongen van 19 die al jaren in een tehuis woont en nu vastzit in Almere, mij vraagt of ik hem wat schone kleren wil brengen, dan zoek ik wat spullen en rijd in een uur van Deventer naar Almere. Wat moet ik? Die jongen heeft niemand.’
Er spelen in het beeld van de mensenvisser twee dingen mee. Jezus vergelijkt het koninkrijk Gods graag met een sleepnet dat vissen van allerlei soort bijeenbrengt, die pas bij het laatste oordeel gesorteerd worden. Maar hier gebruikt Jezus het beeld van de visser en de vissen ook om te zeggen dat zijn leerlingen er zijn om mensen te redden die anders verdrinken. In deze parabel zijn de vissen er dus niet voor de visser, maar is de visser er voor de vissen.
Geroepen worden betekent niet dat wat je van tevoren gedaan hebt, nu opeens van geen nut meer is. Simon, Andreas, Jakobus en Johannes hadden veel geleerd in de visserij: lang van huis zijn, ’s nachts werken, teamwerk, volhouden en slagvaardigheid. Dat alles brachten ze mee toen ze Jezus volgden. Het kwam allemaal van pas. Ze bleven wat ze waren: vissers, maar nu van mensen.
Ik vind dat de woorden van de strafadvocaat in ons parochieblad méér zeggen over het evangelie van vandaag dan een preek. Daarom heb ik ze ook geciteerd. Jezus komt immers vandaag voorbij om ons te roepen, in Deventer, in Lettele. Ad den Besten schreef een lied bij het roepingverhaal van deze zondag. De dichter richt zich tot ieder van ons. ‘Hij komt misschien vandaag voorbij. Hij roept ook ons, roept u en mij.’
Jan Hulshof s.m.