
Broeder Bernardus Peeters, voormalig abt van Koningshoeven, over vrede
In Klooster! 5 was broeder Bernardus Peeters, toen abt van Koningshoeven, bereid om hardop na te denken over de vrede. In interview dat het in deze tijd waard is om te herlezen. De cisterciënzer spiritualiteit is vol van liefde, zachtheid en vrede. Waar begint die eigenlijk en waar laat zij zich zien? Een gesprek vol verrassende wendingen, over de dageraad, de kruisiging en oh ja, over een wasmand vol wapens. Kennismaking met een vrije mens.
‘Vrede ontstaat daar waar wij vrij kunnen zijn’
‘Bij een begrip als vrede denk ik allereerst aan de uiterlijke en de innerlijke vrede’, begint broeder Bernardus. ‘Het zijn twee elementen, waarbij vrede vaak wordt gedefinieerd als de afwezigheid van geweld of oorlog. Maar dat vind ik een negatieve omschrijving. Vrede is zoveel meer. Het is allereerst een positieve ervaring van… tja… van eenheid, van vriendschap, van respect. Goed,’ – hij lacht – ‘en toch ook: van geen conflict. In mijn denken over vrede probeer ik echter het positieve vertrekpunt te nemen. Maar wat je er ook over zegt, het blijft zoeken. Vergelijk het met de overgang van nacht naar dag. Ergens ligt de grens, ergens wordt het dag. Ga maar kijken buiten, de schepping houdt haar adem in, een fractie van een seconde – en breekt dan uit in licht en geluid. Maar als je het exacte moment wilt aanwijzen, is het al weg, voorbij. Je kunt niet zeggen ‘nu is het nog nacht – en nu niet meer’, het moment zelf mis je hoe dan ook. Het valt per dag zelfs op een ander tijdstip, het is nooit hetzelfde moment. Zo is het ook met vrede. Je kunt niet zeggen: hier is het nog vrede – en daar niet meer. Bovendien betekent vrede voor elke mens weer iets anders. Wat voor mij vrede kan zijn, hoeft voor een ander geen vrede te zijn. Neem ons eigen land, in 2020 vierden we 75 jaar vrede. Al die tijd geen oorlog gehad, we leven in vrijheid… maar geldt dat voor iedereen? We ondervinden geen geweld van een buitenlandse mogendheid, maar bij de vrede die we vieren, zit onze samenleving vol van geweld. En toch spreken we van vrede.’
Zoek de balans
‘De innerlijke en de uiterlijke vrede hebben elkaar nodig. Ze zeggen wel eens dat je overal je innerlijke vrede kunt bewaren, al staat alles op zijn kop. Dat is wel zo, maar dat zijn toch uitzonderingen. Ik denk dat je daarvan niet uit moet gaan. Je hebt een vredige omgeving nodig, om tot innerlijke vrede te komen: als je je terugtrekt om de innerlijke vrede te bewaren, heb je een zekere uiterlijke vrede nodig om dat te kunnen doen. En andersom geldt hetzelfde: als de binnenkamer niet in orde is, zul je niet tot werken van vrede in staat zijn. Je kunt je afvragen waarom het een enkeling wel lukt om in een extreme situatie toch de innerlijke vrede te vinden, of te bewaren. Je leest er wel over in verhalen over wat mensen in concentratiekampen beleefden, of in de geschriften van Etty Hillesum. Zij had een chaotisch leven en toch vindt ze te midden van die chaos de innerlijke vrede die haar helpt om overeind te blijven. Ik denk dat mensen in zulke omstandigheden toch al wel een zekere ervaring van innerlijke vrede gehad moeten hebben, om daar in de diepste ellende op te kunnen terugvallen.’
Ik heb je lief
‘De innerlijke en uiterlijke vrede ontspringen voor mij aan eenzelfde punt. Dat punt, dat is die onbenoembare kern, die zoveel meer is dan afwezigheid van geweld. Vrede ontstaat… denk ik… daar waar wij vrij kunnen zijn. Ik ervaar vrede als ik mij vrij voel. Als ik niet beheerst of overheerst word door van alles en nog wat, dan spreek ik van innerlijke vrede. Dan ben ik zoals God me bedoeld heeft. Dat is een uniek besef van vrijheid, wat in de christelijke traditie ook meteen laat zien dat elke mens uniek is, want iedereen voelt die vrijheid op een andere manier, onder andere omstandigheden. Voor mij is deze vrede direct gekoppeld aan Jezus. Het eerste wat hij zegt na de verrijzenis is ‘vrede’. Dat is toch merkwaardig! Ik zou het niet doen. Denk ik. Stel je voor, ze hebben je gekruisigd, in de steek gelaten. Niemand heeft het voor je opgenomen. En dan kom je ze weer tegen. Nou, ik weet niet of mijn eerste woord ‘vrede’ zou zijn. Het is zo groot. Zo geweldig. Dat woord vrede, op dat moment, is meer dan alleen maar het woord, het is meteen zijn aanwezigheid. Ook hier geldt weer: voor mij als christen is dit zo. Voor een ander is het anders. Maar in mijn ervaring is het dit: zijn aanwezigheid is vrede. Dat is een bevrijdende aanwezigheid, want daardoor kun je zijn zoals God je bedoeld heeft. Daar ligt voor mij de kern van het hele christendom, in Jezus die zich openbaart als een God en die zegt: ‘Ik heb jou lief.’ Niet jullie, maar jij. Jij persoonlijk. In dat woord, daar klinkt die vrede.’
‘Vanaf de plaats waar Jezus staat blijft hij het maar zeggen, steeds opnieuw: ‘Vrede.’ En doordat hij dat blijft zeggen, kan ik mij uiteindelijk toevertrouwen. Ik zeg het nu even in enkele zinnen, maar het is een samenspel, een jarenlang proces. Jezus’ eigen innerlijke vrijheid is zo groot dat hij daar blijft staan, hoe dan ook, wachtend op mij. Vergelijk Gandhi met zijn geweldloosheid: je kunt vrede blijven verkondigen, niemand aanvaardt het. Ook hij bleef staan – en ook hem kostte het zijn leven. Zo’n grote vrijheid in een mens irriteert, het doet een appèl op je, je moet reageren. De geschiedenis heeft laten zien dat het in zulke situaties vaak uiterste reacties zijn, alsof het ene uiterste het andere uiterste oproept.’
Ik heb je nodig
‘Voor mij kwam de innerlijke vrede ruim na mijn intreden. Het is niet iets wat je kunt afdwingen, het overkomt je. Ik belandde in totale chaos, vroeg me af welke kant ik nu op moest. Aan de buitenkant leek het of alles uit elkaar viel. Er vertrok een medebroeder, een ander ging iets anders doen, het hele kaartenhuis stortte in elkaar en dat had zijn weerslag op alles. In het midden van die storm, in het midden van die chaos heb ik wel echt iets van die innerlijke vrede mogen ervaren. Er was echt het moment dat ik in mijn diepste vezels voelde dat iemand zei: ‘Jij bent mijn geliefde kind.’ Dat gaf me de kracht om doorheen die chaos overeind te blijven, de dingen kantelden. Ineens ging er ook een psalmvers voor me leven op een heel andere manier. In psalm 132 staat: Hier laat ik mij neder voor immer, hier woon ik: hier heb ik mijn wens. Ik had dat altijd verstaan als iets wat ik doe. Maar het is juist andersom. Er staat: ik wil bij jóu wonen, ik heb jou nodig. Dit besef draagt me tot op dit moment. Als ik me niet bemind zou voelen, zou ik een groot probleem hebben. Het was ook of ik hier terecht had moeten komen, hier in de cisterciënzer school van de liefde. In die ervaring, in die school, in die ervaring van liefde heb ik, met vallen en opstaan, geleerd wat liefde is. Dat kan ik doortrekken naar de vrede: met vallen en opstaan ben ik op weg geweest naar de innerlijke vrede.’
Zeg sorry
‘Nu hopen we natuurlijk die liefde zichtbaar, tastbaar te maken in de gemeenschap. We hebben hier in de abdij te maken met meerdere generaties, met verschillende nationaliteiten. Dat geeft reuring, er zijn wisselende inzichten, maar dit is wie wij zijn nu. Het gaat mij om: zoeken wij de vrede? Als je de bereidheid daartoe kunt vinden, als je als overste daarin mag aansturen, dan komt die vrede er ook wel. Soms moet je er even doorheen prikken bij mensen, de dingen bespreekbaar maken. Als twee mensen niet met elkaar overweg kunnen, dan ben ik daarmee bezig en probeer ik samen met hen naar oplossingen te zoeken. Ik kan dan ook de pijn voelen, de woede, het waarom lukt het niet. Ik zal ook proberen er iets aan te doen, want het gedoe van twee heeft hoe dan ook uitstraling op de rest. Een situatie van onvrede zorgt ook voor partijschappen, in voor en tegen. En als Benedictus ergens een hekel aan heeft, is het dat wel. Als overste kun je er niet omheen. Het houdt je ook scherp. Want als het kan lukken, kan het ook vreselijk mislukken. Vrede is nooit vanzelfsprekend.’
‘Ja, natuurlijk geldt dit ook voor mezelf. Ik zou mijn mens zijn ontkennen als ik zou zeggen dat ik er nooit uit zou schieten. Ik kan heel ongeduldig zijn. Maar goed, tja. De kunst is dan: terug naar de stilte, de eigen innerlijke vrede weer opzoeken. Dat doe ik door fysiek stil te zijn, mezelf op een stoel te zetten. Er kan tijd overheen gaan, het hoeft niet van vandaag op morgen, maar ik hoop dan de innerlijke rust te hervinden, om opnieuw naar die ander te gaan en te sorry te kunnen zeggen.’
Blijf trouw
‘Het is goed om te beseffen dat de onvrede in ons alle- maal zit. Dat heb ik gezien in Afrika, waar een van onze gemeenschappen zich letterlijk in een oorlogssituatie bevond. Ik merkte dat de mannen bereid waren om te vechten als het nodig was, dat er wapens in huis waren. Ik was een jonge abt, dacht dat ik het wel even zou klaren. Ik heb een hoge wasmand in de refter gezet en gezegd dat iedereen voor de vespers zijn wapens moest inleveren. Nou, niks ervan natuurlijk. Toen heb ik de waarheid van die zin uit de Regel van Benedictus ervaren, waarin staat dat de abt desnoods de bedden van de broeders moet doorzoeken. Dat heb ik gedaan. Alle kamers. Stuk voor stuk. Het was een vreselijke ervaring. Ik kwam ook bij kamers van broeders waarvan ik dacht: hij toch niet? Maar jawel, achter iedere deur die ik open deed: hij ook. Uiteindelijk zat die wasmand vol met wapens. Ik heb gezegd dat het niet kon, dat ik ze innam. Het was nog heel spannend. Ik stond daar toch als witte man te vertellen hoe ze het daar moesten doen, het verwijt van neo-kolonialisme lag op de loer. Terwijl – weet jij wat je doet als vijftig meter verderop iemand jou fysiek naar het leven staat? Wat ga je hem dan doen? De gemeenschap daar werd gered omdat er vluchtelingen werden opgenomen in het klooster. Dat was hun geluk. In de zorg voor die mensen hervonden ze zich weer. Onderdak bieden, eten geven: de mens in nood zorgde dat hun eigen nood overstegen werd, ze werden weer één in een gezamenlijke dienst. Het was niet alleen hun geluk, het was ook hun redding. Het geweld zit in ons allemaal, maar als we niet trouw blijven aan de vrede en de geweldloosheid, dan klopt het niet, dan zijn we geen klooster meer.’
Zoek de stilte
‘Op weg gaan naar vrede is misschien eerst en vooral je afvragen hoe je omgaat met de onvrede. Als je niet meer terug wilt naar de stilte, als je niet meer naar de stem van God wilt luisteren, dan houdt het voor mij als klooster op. Dan is de schoonheid weg. Want vrede heeft ook met schoonheid te maken. Een pianist die piano speelt in de puinhopen van een oorlog, ken je die film? Alleen de klanken al van de piano brengen mensen naar een ander niveau, middenin de chaos praten ze ineens over iets anders. Voor innerlijke en uiterlijke vrede heb je ook schoonheid nodig. Het is niet voor niets dat ze in een oorlog de mooie dingen gaan vernielen. Dat deed ISIS heel bewust: de schoonheid uit de samenleving halen, tempels en musea neerhalen. Zeker in onze traditie is er gevoel voor die vorm van zichtbare schoonheid. In onze constituties staat dat een klooster ‘een bekoorlijke eenvoud’ moet hebben. Dat hebben mensen nodig; een uiterlijke vorm van schoonheid om de innerlijke vrede te kunnen bewaren.’
Interview Maria van Mierlo,
in Klooster! 5, blz. 11-15