Onder de titel VAN DE SCHOONHEID EN DE TROOST schrijft Peter Nissen op Facebook al jaren deze lezenswaardige column. Vandaag, op de naamdag van de H. Benedictus schrijft hij over het heengaan van de heilige.
21 maart: voor u is het vandaag misschien het begin van de (astronomische) lente. Of het is de internationale dag voor uitbanning van rassendiscriminatie (in 1966 uitgeroepen door de Verenigde Naties), de Werelddowndag (sinds 2006) of de internationale dag van het poppenspel. Allemaal waar. Maar voor monniken, monialen en oblaten van de benedictijnse familie (benedictijnen, cisterciënzers en trappisten) is het vandaag het feest van de heilige monnikenvader Benedictus. Omdat die dag altijd in de veertigdagentijd valt en daarom minder uitbundig gevierd kan worden, heeft Benedictus met de invoering van de nieuwe liturgische kalender in 1969 nog een tweede feestdag gekregen, 11 juli, de dag van de translatie van de relieken van Benedictus, een dag trouwens waarop hij ook in de lutherse en de anglicaanse kalender wordt herdacht.
Maar 21 maart blijft de dag van het overlijden van Benedictus. Althans, volgens de traditie. Want in zijn levensbeschrijving wordt de sterfdatum niet genoemd. Een van de eerste getuigen van die traditie is de kalender die Willibrord in de eerste jaren van de achtste eeuw in Echternach opstelde. Benedictus zelf wist trouwens de datum al van tevoren; hij kondigde hem al aan zijn leerlingen aan. Dat overlijden gebeurde in de abdij waar hij zijn regel had geschreven, op de Monte Cassino.
Hoe ging het sterven van Benedictus in zijn werk? Dat vertelt paus Gregorius de Grote, die in het tweede boek van zijn Dialogen als eerste het levensverhaal van Benedictus beschrijft. Ik citeer het in de vertaling die de onlangs overleden grote geleerde professor Gerard Bartelink (zie aflevering 1245 van 18 januari) in 1980 samen met de al even geleerde Frits van der Meer maakte (in 2001 verscheen zij nog eens, nu ook met de andere levensbeschrijvingen uit dat tweede boek van de Dialogen, in een mooie uitgave van de SUN).
“In het jaar waarin hij uit dit leven zou heengaan, kondigde hij de datum van zijn heilig afsterven aan, zowel aan enkele leerlingen die met hem samenwoonden als aan enkelen die veraf leefden. Zijn huisgenoten legde hij op het gehoorde stil te houden; de afwezigen gaf hij aan dat zij een zeker teken zouden ontvangen wanneer zijn ziel uit zijn lichaam zou heengaan.
Zes dagen voor zijn verscheiden liet hij zijn graf openen. Kort daarna overviel hem de koorts, een heftige, gloeiende, slopende koorts: iedere dag werd hij zwakker. De zesde dag liet hij zich door zijn leerlingen naar de kapel dragen. Daar wapende hij zich voor zijn heengaan door het Lichaam en Bloed des Heren te ontvangen. Zijn krachteloze leden op de handen van zijn discipelen overeind houdend stond hij daar, met ten hemel opgeheven handen; en midden in de woorden van zijn gebed ademde hij zijn laatste zucht uit.
Op diezelfde dag viel aan twee van zijn medebroeders – de ene was in zijn klooster, de ander ver weg – het onthullende, volstrekt identieke visioen, een verschijning, ten deel. Zij zagen namelijk hoe een weg belegd met tapijten en verlicht door ontelbare lampen recht naar het Oosten liep, vanaf zijn klooster tot in de hemel. Daarboven stond een lichtende gestalte, een indrukwekkende verschijning, een man. Die vroeg hun wiens weg het was, die zij zagen. Zij bekende het niet te weten. Toen zei hij: ‘Dit is de weg waarlangs Benedictus, de godgeliefde, ten hemel is gevaren.’”
De hemelvaart van Benedictus, zijn transitus of overgang naar de eeuwigheid, over tapijten (een iconografische knipoog naar de intocht van Jezus in Jeruzalem, die komende zondag in de liturgie wordt gevierd) en verlicht door lampen is vaak afgebeeld. De meest beroemde is wel het fresco in de sacristie van de San Miniato al Monte in Florence, in 1387 vervaardigd door de Florentijnse kunstenaar Spinello Aretino (ca. 1350-ca. 1410). De San Miniato al Monte was een abdijkerk van de Olivetanen, een tak van de benedictijnse familie die witte habijten draagt (Godfried Bomans was ooit bijna ingetreden in de moederabdij van Monte Oliveto, zie aflevering 434 van 25 juni 2021) Daarom draagt Benedictus hier ook een habijt in die kleur.
Het meest sympathiek vind ik zelf echter de miniatuur uit een elfde-eeuws handschrift, afkomstig uit de abdij waar Benedictus overleed, Monte Cassino, en bewaard in de Vaticaanse bibliotheek (Cod. Lat. 1202), waarop Benedictus, ondersteund door twee medebroeders, de klassieke gebedshouding van de orante aanneemt, staand en met de handen in kruisvorm omhoog geheven. Zijn leven eindigde zoals het steeds was geweest: hoopvol biddend.
Nu moet ik vader abt nog even bellen of ik vandaag het gesprek vasten mag onderbreken om een glaasje Bénédictine te drinken.
Peter Nissen
Overgenomen met toestemming van de schrijver.