
Anselm Grün – De adventskrans
Advent: in het teken van verwachting
Tijdens de adventstijd versieren we onze huizen en kerken graag met een adventskrans. De krans is een zegekrans. We steken de kaarsen aan in de hoop dat door de komst van Christus – in onze wereld en in ons hart – ons leven voorspoedig zal verlopen. De krans symboliseert ook de gemeenschap. We stellen de adventskrans op in het vertrouwen dat Christus onze menselijke gemeenschap voorspoed biedt, binnen de familie, binnen de parochie, en dat Christus ook de verdeelde samenleving weer bijeen zal brengen.
We steken vier kaarsen aan. De eerste kaars weerspiegelt ons verlangen naar één-zijn. We verlangen ernaar om met onszelf, met God en met de mensen één te zijn, ons één te voelen met de kosmos en de grote mensengemeenschap.
De tweede kaars staat symbool voor onze innerlijke tegenstrijdigheid en verscheurdheid. We spreken daarmee onze hoop uit dat man en vrouw, jong en oud, arm en rijk zich tezamen aan het Licht van Christus zullen blootstellen, dat ze niet langer tegen elkaar zullen strijden, maar tezamen het licht in de wereld zullen versterken.
De derde kaars representeert de drie niveaus in de mens. Alles in mij – geest, ziel en lichaam – moge door het Licht van Christus worden doordrongen en getransformeerd. Moge het Licht van Jezus ook in de diep- ten van mijn ziel binnendringen, in de schaduw waarin ik alles heb geduwd wat ik liever niet zou willen zien.
En de vierde kaars staat voor de vier elementen: de gehele wereld met haar vier windstreken moet door het Licht van Christus worden verlicht. Zo ontstaat in de eenvoudige ritus van het aansteken van kaarsen een stilte van volle hoop dat alle donkerheid van deze wereld steeds meer door het Licht van Christus zal worden verlicht en getransformeerd.
Anselm Grün
Benedictijner monnik te Münsterschwarzach
Uit: Van Donker naar Licht, Gebeden rond de kerststal, blz. 52 en 53
Afbeelding: Anja via Pixabay