
Allerheiligen jaar A – 1 november
Schriftlezingen: Apokalyps 7,2-4+9-14; 1 Johannes 3,1-3 en Matteüs 5,1-12a
Zalig de armen van Geest
We zijn al heilig!
Velen denk bij een heilige aan een zoetelijk beeld op een sokkel. Maar we zijn allemaal heiligen! Dat zeg ik niet, dat zegt de apostel Paulus. We zijn allemaal heiligen omdat we geheiligd zijn door het water van het doopsel. Daardoor werden we aangenomen als kind van God. We zijn al heilig, dat wil zeggen: we behoren al aan God toe, we zijn al bestemd voor het eeuwig geluk, voor de hemel, we hebben al de genade, de kracht van God ontvangen om als kind van God te kunnen leven.
Een opdracht
Toen we gedoopt werden, werd het doopkleed opgelegd. Dat kleed was wit, onbevlekt. De opdracht die ons daarbij werd gegeven was: houd dit doopkleed wit en onbevlekt totdat je eens voor Gods rechterstoel staat. Dus: probeer in je leven waar te maken wat je bent: een kind van God. Geef God de eerste plaats, kies en doe wat Hem behaagt, leef als een heilige.
Maar, zullen velen zeggen, ik ben geen heilige, ik heb mijn hebbelijkheden, mijn minpunten, zonden en zwakheden. Die hadden de grote heiligen ook. Er zijn er onder de heiligen die driftig waren, stug en moeilijk in de omgang; er zijn er die opstandig waren, er zijn er onder de heiligen die grote fouten en zonden hebben begaan, bijna alles wat we ons kunnen bedenken. Maar waarom zijn zij dan heiligen? Niet omdat ze volmaakt waren, niet omdat ze geen echte mensen waren van vlees en bloed, zonder fouten en gebreken, wel omdat ze open stonden voor God, omdat ze erkenden en toegaven dat ze er nog niet waren, dat zij verbetering nodig hadden, wel omdat zij beseften dat zij er nog niet waren en vooruit zijn gegaan.
Kleine mensen
Wie denkt: ik zoek het zelf wel uit, ik doe wat ik wil, ik ga mijn eigen gang, maakt het moeilijk. Het christelijk leven is niet zelfverzekerd en zelfvoldaan. Het besef hoort erbij dat we alles krijgen en dat de fysieke, materiële werkelijkheid tijdelijk is en voorbijgaand, en dus niet een blijvend fundament kan zijn. Het evangelie van Allerheiligen laat dat zien: kleine mensen worden er zalig geprezen; dat zijn mensen die niet zelfvoldaan zijn, maar de onvoltooidheid en gebrekkigheid van het aardse bestaan ervaren, die hun hart niet zetten op de dingen van de wereld maar uitzien naar de harmonie en de vrede die we in de gemeenschap van alle heiligen zullen mogen ervaren: Zalig de armen van geest, zalig die hongeren en dorsten, die zachtmoedig en barmhartig zijn, die treuren, die vrede brengen en zuiver van hart zijn.
Laten wij zulke mensen zijn, laten wij in die geest heiligen zijn, levend vanuit ons doopsel dat ons heeft opgenomen in de grote gemeenschap van heiligen.
† Jan Hendriks