4e zondag van de veertigdagentijd – Ik zie wat ik niet zag

Schriftlezingen: 1 Samuel 16,1b. 6-7+10-13a; Efesiërs 5,8-14 en Johannes 9,1-41

Daarop zei Jezus: ‘Een duidelijke scheiding ben Ik in deze wereld komen brengen: de niet-zienden zullen zien, en de zienden zullen blind worden.’ (Johannes 9,39)

Jezus verwijt de farizeeën dat ze ziende blind zijn. Die uitdrukking hoor je nog steeds. Op de tv zei een jongen, hier ergens uit het oosten van het land, dat hij aan de drugs geweest was en gevangen had gezeten. Maar nu had hij zijn leven weer wat op orde. Terugkijkend in de duistere tunnel zei hij: ‘Al die tijd heeft mijn moeder zich verschrikkelijk zorgen gemaakt, omdat ik niet goed bezig was. Maar ik zag het niet. Ik was ziende blind!’ Over dit soort dingen gaat het in het evangelie.

Jezus geneest een blinde jongeman. Hij is intens begaan met deze gehandicapte jongen. Maar wanneer Hij aan het eind van het verhaal zegt dat Hij gekomen is opdat de niet-zienden zouden zien, krijgt het verhaal een diepere lading. Jezus is gekomen om het innerlijk oog van elke mens gevoelig te maken voor ‘het ware licht’, dat elke mens verlicht. Hoe het werkt zien we bij de drugsverslaafde jongen. Opeens zag hij iets wat hij lang niet had gezien, namelijk dat hij voor iets anders bestemd was dan voor de drugs en de gevangenis.

Dat is een begin van geloof, ook al repte de jongen voor de tv met geen woord over Jezus. Het gaat er Jezus niet om dat je zijn naam noemt, maar dat je het licht in je leven toelaat. Dat begint met waarachtig zijn met jezelf en met je medemensen. Uiteindelijk kom je dan hoe dan ook uit bij het grote licht. Dat is wat Jezus de mensen leert: wie de waarheid doet komt tot het licht. In het verhaal van vandaag wordt voorgoed duidelijk wat Jezus met ‘licht’ bedoelt. Plechtig, alsof JHWH– Ik ben die ben – zelf spreekt, verklaart Jezus: ‘Ik ben het licht van de wereld.’

Maar het donker blijft trekken en we komen niet los van vragen die geen licht brengen: ‘Was het mijn schuld, jouw schuld, hun schuld?’ Ook de leerlingen stellen die vraag, wanneer ze de blinde jongen buiten de tempel zien zitten: ‘Is het zijn eigen schuld of de schuld van zijn ouders?’ Maar Jezus accepteert dit soort vragen niet. Je moet niet vragen naar de oorzaak, het ‘waarom’, maar naar het doel, het ‘waartoe’. Nu de jongen, wat de oorzaak ook mag zijn, blind is, heeft God iets met hem voor. Door wat met hem gebeurt laat God zien dat elke mens gemaakt is voor het licht.

Jan Hulshof s.m.

 

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!