4e Zondag van de Veertigdagentijd – Blindgeboren of ziende blind

Schriftlezingen: 1 Samuel 16,1b+6-7+10-13a; Efeziërs. 5, 8-14; Johannes 9,1-41

De drie lezingen die op de zondagen van de veertigdagentijd in de liturgie worden gelezen, horen in zekere zin bij elkaar. Dat is ook van toepassing op de lezingen van deze zondag.

Hoe kijken we, met wat voor blik?
Het thema dat hier steeds weer terugkomt gaat over zien en niet-zien en over: hoe kijken we eigenlijk en over Christus als het licht in onze duisternis. Hoe kijken we bijvoorbeeld naar anderen? In de eerste lezing moet de nieuwe koning van het land worden uitgekozen en gezalfd door de profeet Samuël. Samuel heeft daar zo zijn ideeën over: als er een indrukwekkende verschijning binnen komt, denkt hij al gauw: die zal het wel zijn. Maar de Heer, zo is de boodschap aan ons, kijkt anders dan wij het zien, Hij kijkt in de diepte, naar wie we werkelijk zijn, Hij doorgrondt ons, terwijl wij vaak oppervlakkig oordelen, aan de buitenkant.

De blik van Jezus
Paus Franciscus heeft daar wel ideeën over. Als wapenspreuk heeft hij gekozen: “Miserando atque eligendo”; Die tekst gaat over de blik waarmee Jezus naar Matteüs keek,  die tollenaar en zondaar die Hij tot apostel riep: Jezus keek met barmhartig-liefdevolle en tegelijk uitverkiezende blik. De blik van Jezus was er een die moed en kracht gaf om op te staan – ook op te staan uit de zonde – en een nieuwe weg te gaan.

Paus Johannes
Paus Franciscus ziet een voorbeeld in paus Johannes XXIII die hij heilig heeft verklaard. Paus Johannes werd in 1958 gekozen en hij was een heel toegankelijke persoon met een grote liefde en aandacht voor kleine mensen – net als paus Franciscus -. Zo ging deze paus meteen na de plechtige Mis op het kerstfeest van dat jaar naar twee kinderziekenhuizen in Rome om de kinderen te bezoeken en met hen te praten. Hij kwam op de afdeling voor de kinderen met oogziekten. Daar was een jongetje dat een hoornvliestransplantatie had gekregen en weer kon zien, maar ook een die ongebluste kalk in zijn ogen had gekregen met alle gevolgen van dien.

Een ander soort blindheid
Tenslotte kwam paus Johannes bij een jongen die drie maanden eerder blind was geworden door een hersenvliesontsteking. Die jongen riep door de zaal: “Jij bent de paus, ik weet het, maar ik kan je niet zien”. De paus ging op de rand van zijn bed zitten, pakte zijn hand en streelde die met tranen in zijn ogen, tenslotte zei hij zachtjes: “Dikwijls zijn wij allemaal blind”. (zie: K. Klinger, De lachende paus, pp. 17-19) Ja, hoe vaak gebeurt dit niet: wij mensen zijn vaak blind, blind voor het mooie en goede, voor dat wat van God komt, voor “gerechtigheid, goedheid en waarheid”, zoals de tweede lezing zegt, blind voor het licht.

Wat ons verblindt
Hoe komt het dat mensen zo blind kunnen zijn? Wij laten ons verblinden door uiterlijkheden: Door hoe iemand eruit ziet en overkomt, bijvoorbeeld. We worden verblind door de schittering van geld, van macht en aanzien; we kunnen het niet hebben dat een ander beter is dan wij, dat die ‘credits’ krijgt en wij niet, dat die succes heeft en wij niet. Hebzucht, lust en eerzucht kunnen een mens totaal verblinden. We willen graag goed en waardevol zijn, belangrijk, knap en succesvol en het is moeilijk om voor jezelf te aanvaarden wat met dat beeld niet zo klopt.

Je eigen zonden kunnen zien
Eens stapte ik ‘s avonds in een trein die klaar stond voor vertrek; toen de trein ging rijden doofden de lichten en een paar honderd meter verderop kwam die weer tot stilstand; wij passagiers bleven achter op een rangeerterrein in een pikdonkere wagon. Met hulp van de noodvoorziening konden we de deuren openen en kwamen we naar buiten. De machinist stond daar en begon op de passagiers te foeteren, alsof niet hij maar zij een fout hadden gemaakt! Dat is ergens weer begrijpelijk, we vinden het moeilijk om in te zien, de minste te zijn en toe te geven waar wij fouten hebben gemaakt. Veel mensen vinden het gemakkelijker om de zonden van anderen te biechten dan die van henzelf. En toch zijn we mooiere mensen – kinderen van het licht – als we juist dát weten te doen: de minste zijn, de kleinste wezen, onszelf niet opblazen tot grotere proporties dan ons eigenlijk toekomen. Als we voor nederigheid en eenvoud kiezen, toe durven geven, bescheiden zijn, dan gaan we een weg die leidt tot geloof en vertrouwen, overgave aan God.

Geen oog voor wat er toe doet
Daar gaan de lezingen over op deze zondag. Jezus geneest in het evangelie een jonge man die blind geboren was, dus nooit had kunnen zien. Maar de Farizeeën maken allerlei bezwaren: het is op een sabbat dat dit is gebeurd en je mag niet werken op sabbat; ze maken allerlei bezwaren en ze proberen die genezen jonge man te imponeren en onder druk te zetten, hun autoriteit te laten gelden. Ze foeteren en doen moeilijk. Ze hebben geen enkel oog voor het wonderteken dat Jezus heeft gedaan. Bij een andere gelegenheid, in een ander evangelie zal Jezus tegen hen zeggen: “Blinde leiders”. Ze zien het niet, Ze reageren niet vanuit begrip en liefde, maar afwerend, de ander wegduwend: die pas genezen blinde mag er bijna niet zijn, uit jaloezie en afgunst misschien, omdat Jezus het wonder had bewerkt en niet zij. Dit evangelie is een oproep aan ons allen om het licht van Christus over ons te laten stralen, dat ons verlost, ons bevrijdt uit ons “ik” om vanuit zijn licht te gaan leven, in eenvoud, open naar God en open naar anderen, in “goedheid, gerechtigheid en waarheid” (2e lezing).

Afbeelding: Icoon, Athos

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!