
3e zondag van de Veertigdagentijd jaar B – De levende stenen tellen het meest
Schriftlezingen: Exodus 20,1-17; 1 Korintiërs 1,22-25 en Johannes 2,13-25
Het belang van een kerk
Er is vaak veel verdriet, soms protest en discussie als er een kerk gesloten wordt; we zijn er intussen een beetje aan gewend geraakt, want we weten verstandelijk wel dat er dan vaak geen andere weg is, maar soms leidt een kerksluiting tot oppositie en verzet. We kunnen daar wel een heel duidelijk signaal in zien van wat een kerk voor mensen betekent: zij zijn er gedoopt en gevormd, ze hebben er gebiecht en hun eerste heilige communie gedaan; velen hebben er een sacramenteel huwelijk gesloten of hebben er afscheid genomen van een dierbare, zij hebben herinneringen aan pastoors en kapelaans; het was en is het huis van God, de plaats om de Eucharistie te vieren en de heilige communie te ontvangen. Dat is iets kostbaars en moois en het is alleen maar jammer als mensen niet naar de kerk komen want het geloof is een schat voor ons leven en het is iets kostbaarsom met God verbonden te zijn, in de kerk, in een concrete gemeenschap. Ik zou het heel fijn vinden als alle jongeren enthousiaste gelovigen zijn, bezield door de grote idealen van geloof, hoop en liefde.
Eerbied in Gods huis
Ook voor de Joden was de kerk, vooral de tempel in Jeruzalem uitermate belangrijk als plaats van Gods aanwezigheid. Je zou je dus kunnen voorstellen dat Jezus en de vrome Joden niets moesten hebben van oneerbiedigheden in dat heilige gebouw. Toch gaat het – als Jezus in het evangelie van vandaag de handelaren de tempel uitdrijft en zegt dat van het huis van zijn Vader geen markthal moet worden gemaakt –, niet in de eerste plaats om de eerbied in Gods huis, al zouden we dat er misschien wel mee kunnen verbinden. We lijken misschien allemaal weleens een beetje op die handelaren in de tempel als we even vergeten zijn dat dit het huis van God is en dat die aanwezigheid van de Heer in het tabernakel het middelpunt is. Maar daar gaat dit evangelie dus niet direct over.
De tempel en het Paasmysterie
Het gaat voor de evangelist Johannes die dit evangelie heeft geschreven allereerst om een diepere betekenis, zoals dat in zijn evangelie vaak het geval is. Waar Johannes met het verhaal over dit gebeuren in de tempel van Jeruzalem naar toe wil, geeft hij heel subtiel aan door over het paasfeest te spreken en over Jezus’ opgaan naar Jeruzalem en over de verrijzenis van Jezus uit de doden op de derde dag. “Breek deze tempel af”: Johannes wil daarmee een verbinding leggen met het lijden, sterven en verrijzen van Jezus in Jeruzalem. Het gaat hier over de betekenis die Jezus’ sterven en verrijzen voor ons heeft.
Het belang van de tempel
Voor de Joden was die tempel – meer nog dan voor ons een kerk – ongelooflijk belangrijk. Koning Herodes had net een prachtig nieuw gebouw laten optrekken – dat wordt in het evangelie nog even vermeld: 46 jaar was eraan gebouwd, weten de Joden Jezus te vertellen – en dat gebouw was met goud bedekt, schitterend verguld, zodat het straalde in de zon. Bovendien was die tempel het centrum van heel het Joodse geloof. Alle Joden moesten er regelmatig naar toe om offers te brengen, zoals Maria en Jozef dat ook hebben gedaan, al moesten die daar dagen voor reizen.
De tempel verwoest?
Eeuwen voor Christus was de tempel ooit verwoest geweest; in de Bijbel – in het Oude Testament – vinden we heel veel passages die dat verdriet tot uiting brengen. O, wat waren de Joden daardoor aangeslagen! Bij het eerste Ad Limina bezoek dat de bisschoppen aan paus Franciscus brachten, ging het over het sluiten van kerken. Paus Franciscus wees toen op de Joden die zoveel verdriet hadden over de verwoesting van de tempel. “De gelovigen van zo’n kerk die dicht gaat lijken op de Joden die in ballingschap gingen maar jullie moeten dan doen, zoals de profeten hebben gedaan”, zei de paus (ongeveer) tot de bisschoppen: “Deel het verdriet van de mensen, want het is werkelijk spijtig, maar help hen ook om weer met hoop vooruit te kijken” was zijn boodschap.
Weg ermee!
Die tempel was voor de Joden dus zeer belangrijk, het centrum van hun geloof, daar kwamen de Joden hun offers brengen; dat waren in die tijd allerlei offers van dieren: duiven, schapen en runderen. Het wisselen van geld in de tempel was nodig omdat je de offerdieren alleen met het speciale tempelgeld kon kopen. Alles wat voor die offers nodig was, wordt dus door Jezus de tempel uit gejaagd en Hij wijst naar zichzelf, naar Zijn lichaam als de tempel die zal worden afgebroken en in drie dagen weer zal worden opgebouwd.
De ware tempel
Al die offers zijn niet meer nodig, zegt Jezus hier eigenlijk mee en deze tempel is uiteindelijk van betrekkelijke waarde; het ware offer is een geestelijk offer en de ware tempel zijn wij samen, die in deze wereld het lichaam van Christus mogen vormen. Wij zijn allemaal ledematen van Jezus Christus, of om het anders te zeggen: wij horen bij Hem en wij mogen Hem handen en voeten geven door de goede dingen die wij doen, de woorden die wij spreken, de liefde, het geloof en de hoop die wij verspreiden. Niet de stenen, maar de levende stenen – wijzelf dus – tellen het meest!
Dat wij samen kerk mogen zijn
Natuurlijk hoop ik van harte dat onze kerken nog lang mogen blijven bestaan; maar vooral hoop ik dat de mensen die erbij zijn nog vele, vele jaren een levende geloofsgemeenschap mogen vormen, dat het geloof mag worden doorgegeven, dat we er iets mogen ervaren van Gods aanwezigheid en werkzaamheid, dat Hij er is, dat het leven niet draait om onszelf om ons geld en de status en hoe we overkomen – daar gaat het niet om –, maar dat het middelpunt en het doel van ons leven ergens anders liggen, dat wij het lichaam van Christus zijn en dat wij dus een roeping hebben om van ons leven iets prachtigs en waardevols te maken, een tempel ter ere van de Heer, een plaats waar God aanwezig kan zijn.
† Jan Hendriks
Afbeelding: van congerdesign via Pixabay