32e Zondag door het jaar C – Wie te veel redeneert, maakt alles stuk

Schriftlezingen: 2 Makkabeeën 7,1-2+9-14; 2 Tessalonicenzen 2,16-3 en 5; Lucas 20,27-38

Hoe komt het bij je binnen?
Ik vind het altijd weer bijzonder en wonderlijk om te merken dat mensen die precies hetzelfde meemaken er toch zo verschillend op reageren. Om maar een paar voorbeelden te noemen, die misschien wel herkenbaar zijn: twee kinderen in één gezin kunnen hun jeugd met dezelfde ouders heel verschillend hebben ervaren. Ik ben dat vaak tegen gekomen: het ene kind heeft een fijne jeugd gehad, het andere kind heeft er een trauma aan over gehouden. Twee evolutiebiologen spraken over hun vak: de één vond zijn wetenschap het duidelijkste teken dat er zeker geen God bestaat, de ander was door zijn wetenschap juist tot geloof gekomen, tot een ervaring van God. Toch bestudeerden zij allebei dezelfde zaak en hun wetenschappelijke opvattingen waren niet zo verschillend! Iets dergelijks komt geregeld voor. Iemand had een lezing bijgewoond die hij mooi vond en hem raakte, terwijl het eerste dat hij daarna hoorde het commentaar was van iemand die het maar niks vond. Dat kan ook gebeuren in de Mis: de ene keer komt het bij je binnen, een andere keer veel minder, terwijl het dan juist weer iemand anders misschien bijzonder heeft aangesproken.

Het verstand of het hart
Degene die zich niet aangesproken voelde, zal vaak redeneren met zijn verstand: hierom of daarom was het niet geweldig. Iemand die juist wél was aangesproken, zal eerder een reden noemen van het hart: het had hem of haar geraakt. We zien dit terug in de lezingen van deze zondag. Die gaan over het geloof in het eeuwig leven. Wat betekent het geloof in het eeuwig leven voor je, dat geloof dat we iedere zondag belijden? Sommigen zullen liever niet aan zulke zaken willen denken: het thema “dood gaan” is niet het prettigste thema. Anderen voelen de band met hun ouders en geliefden die niet meer bij ons zijn. Starend in het vlammetje van een kaars die zij voor hun overledenen opsteken kijken zij als het ware in het mysterie van dood en leven. Het eeuwig leven is voor hen hoop en verwachting, een toekomst. Die verwachting geeft een perspectief, anders dan voor wie geen hoop op eeuwig leven heeft.

Een sterk geloof
In de eerste lezing hoorden we wat dit geloof met de Makkabeese broeders deed, die wreed vervolgd werden. Er leefde in hun hart een onverwoestbaar vertrouwen en daardoor waren zij zo sterk en onverschrokken en gingen zonder vrees de martelingen tegemoet. Het geloof en het vertrouwen in het eeuwig leven gaven hun een enorme geestelijke kracht. Wellicht zijn er mensen, die wij zelf hebben gekend, die geestelijk zo sterk bleken. Iedere priester heeft op zijn pastorale weg wel mensen meegemaakt die zo sterk en inspirerend waren, als de moeder van die Makkabeese broers: vol geloof en vertrouwen, met een enorme geestelijke kracht, terwijl zij toch al haar kinderen moest afstaan.

Zij redeneerden alleen
In het evangelie zien we de andere kant: Sadduceeën komen naar Jezus toe die niet in het eeuwig leven geloven. Zij vinden al dat praten over hemel, eeuwig leven, maar kinderlijk geklets, goed voor domme mensen. Een hemel bestaat niet, volgens hen. Zij redeneren; het is de typisch menselijke redenering van iemand die toch niet gelooft en alles heel menselijk bekijkt. Het klinkt misschien logisch wat ze zeggen, maar het is menselijk, werelds gedacht.

Een geloof dat je draagt en je steunt
Daar ligt het verschil: De Sadduceeën redeneren; De Makkabeese broeders en hun moeder zijn vol kracht door het vuur van hun geloof, ze bezitten een innerlijke overtuiging. Ze zijn geraakt door Gods genade. Dat vuur van hun overtuiging sleepte hen om zo te zeggen door de moeilijkste fase van hun leven heen. Het is voor iedereen te wensen dat de dingen van het leven en het geloof niet iets van het hoofd alleen zullen blijven, zoals je een catechismus uit je hoofd geleerd kunt hebben; want als het daarbij blijft, voedt die kennis het hart niet. Het geloof is wel redelijk maar wie het te veel beredeneert maakt het alleen maar stuk. Het wordt pas mooi als we in het mysterie kunnen gaan staan, tot overgave komen, als we ons laten raken en het vuur van de bezieling er is. Het is een mooie genade als we open kunnen zijn voor het mysterie, als we ons kunnen laten raken en het wonder mogen ervaren.

† Jan Hendriks

Afbeelding: Fra Angelico (1395-1455), Kroning van de Maagd Maria, 1434-35, tempera op paneel, 112 x 114 cm, Uffizi, Florence

 

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!