26e Zondag door het jaar A – Tollenaars en ontuchtige vrouwen

Schriftlezingen: Ezechiël 18,25-28; Filippenzen 2,1-11 en Matteüs 21,28-32

De oudste zoon en het tweede kind
Handboeken en internetfora die over gezondheid en opvoeding gaan weten te melden dat de plaats van iemand in het gezin heel bepalend kan zijn voor zijn of haar karakter. Zo wordt gesproken over het “oudste zoon syndroom”, onder verwijzing naar de oudste zoon in de parabel van de verloren zoon. Die oudste zoon bleef netjes thuis werken en hij werd boos toen zijn vader de weggelopen jongste zoon weer hartelijk welkom heette. Oudste kinderen in een gezin – zeggen de boeken – zijn vaak gehoorzaam en verantwoordelijk, ze letten op anderen en willen het goede voorbeeld geven. Daarbij kunnen ze soms overdreven perfectionistisch zijn, en altijd willen  beantwoorden aan de verwachtingen van anderen. Een tweede kind in een gezin is vaak heel anders: tweede kinderen leven relaxter, zijn niet zo precies, meer creatief en sociaal en vaak ook meer populair. Dat is het beeld dat de boeken ons schetsen.

De gelijkenis
Ik herken dat wel een beetje en misschien U ook wel, al gaat het lang niet altijd “volgens het boekje”. Maar het lijkt erop dat Jezus zelf dit beeld herkent in de gelijkenis die Hij vandaag in het evangelie vertelt. Jezus vergelijkt de hogepriesters en de oudsten met een oudste zoon die natuurlijk onmiddellijk braaf antwoordt dat hij zal doen wat zijn vader zegt, maar in feite gebeurt het niet. Misschien heeft die oudste zoon te veel beloofd en kon hij het gewoon niet waarmaken of was er iets anders aan de hand: hij gaf een fraaie, brave, mooie, perfecte indruk, maar er kwam niet veel van terecht. Terwijl die tweede zoon – misschien een beetje een opstandige puber – meteen antwoordde dat hij er geen zin in had. Toch besloot die laatste om toch maar te doenwat zijn vader hem had gevraagd.

Beoordeeld aan de buitenkant
Wij zijn natuurlijk best wel vaak geneigd om naar de buitenkant te oordelen. Stel u voor, dat wij zo’n keurige, vooraanstaande, zeer belangrijke hogepriester of zo’n oudste hadden ontmoet. We zouden misschien onder de indruk zijn van de status van zo iemand en die veel hoger inschatten dan een prostitué of een afperser en collaborateur; want dat wáren tollenaars en ontuchtige vrouwen. Maar het leven leert ons keer op keer dat we niet te snel moeten oordelen, dat we iemand geen etiketje op moeten plakken, dat je iemand moet leren kennen om die persoon te kunnen begrijpen. Dit is wat we Jezus keer op keer horen zeggen en verduidelijken: Farizeeën en Schriftgeleerden, hogepriesters en oudsten kunnen er prachtig uitzien, naar voren komen als perfecte mensen en volkomen zuiver op de graat, maar dat is maar de buitenkant. Zij kijken met minachting naar mensen die niet zo goed zijn als zij, bij wie het leven niet allemaal zo gelopen is als je het van een perfecte gelovige mag verwachten, maar uiteindelijk gaat het daar ook niet om. Een mens is niet minder als hij niet ter communie kan gaan; hij is geen tweederangs gelovige als zijn levenssituatie niet geordend is, als niet alles past bij het leven van de zogenaamd perfecte gelovige. Kijk maar met hoeveel liefde Jezus naar tollenaars en zondaar kijkt. Niet dat Jezus zegt dat het allemaal goed is of dat het niet meer telt, maar Hij veroordeelt niet en die persoon is voor de Heer niet minder. Trouwens, wie kan oordelen over schuld of geen schuld? Jezus komt op voor de zwakkere, bij wie iedereen kan zien en afmeten wat er verkeerd is; Hij heeft liefde voor tollenaars en ontuchtige vrouwen, want iedereen oordeelt over hen en legt de vinger op hun fouten. Voor de zwakken en de zondaars Jezus komt dus juist voor deze mensen op, terwijl Hij de zogenaamd perfecte gelovigen, die oudsten en hogepriesters, Farizeeën en Schriftgeleerden aanklaagt omdat zij leven voor geld en eer en met een vrome smoes weigeren iets voor de armen te doen. Hun hart is ver van God. Jezus is voor de zwakken en zondaars, tollenaars en ontuchtige vrouwen op aarde gekomen: zij zullen zijn boodschap en zijn verlossing kunnen ontvangen, hun hart staat daar open voor en niet dat van die trotse, hoogmoedige, in zichzelf opgesloten hogepriesters en oudsten.

De kerk volgens paus Franciscus
Het is dit wat paus Franciscus in woorden en gebaren keer op keer laat zien: de Kerk zal kerk van Jezus Christus zijn als zij de barmhartige liefde van Jezus leeft en uitstraalt en beleeft, als zij er werkelijk voor iedereen is en zich niet afsluit, oordelend in zelfgenoegzaamheid. De kerk is een veldhospitaal voor zieken en gewonden, voor mensen die een knauw hebben gekregen. Het is niet zo dat het geloof of de leer van de Kerk is veranderd; Het gaat er wél om de kerk te laten zien niet als politie die opspoort en straft, maar als een goede moeder die zorgt. Het gaat in de kerk niet om aanwijzen, oordelen en uitsluiten, we zijn geen kerk van ‘perfecten’, van volmaakte ‘oudste zonen’, maar het gaat er juist om dat we eenvoudig en nederig – ieder op onze eigen wijze – ons hart openen voor de barmhartige liefde van God, in de erkenning dat we zondige, zwakke mensen zijn. Alleen wie klein is in geestelijke zin, kan een kind van God zijn. We zijn allemaal mensen met mogelijkheden om te groeien naar het beeld van God toe dat de Heer zelf in ons heeft gelegd. Alleen trots en hoogmoed verhinderen ons God te leren kennen Soms moeten we op onze schreden terugkeren, zoals die jongste zoon in het evangelie van vandaag: “Later kreeg hij spijt en ging toch”. We mogen fouten maken, als we maar niet afgesloten blijven in zelfgenoegzaamheid.

† Jan Hendriks

Afbeelding: Twee zonen, Nelly Bube

 

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!