
24e zondag door het jaar C – De vreugde van het terugvinden
Schriftlezingen: Exodus 32,7-11 (13-14) en Lucas 15,1-10 (1-32)
God spreekt een zware straf uit over het volk! Maar, en dat is een constante in de Bijbelse literatuur, hij doet het onder condities. Hij gooit de deur niet helemaal en onherroepelijk dicht. De conditie is hier: ‘Laat mij begaan’, en daarmee zet God zelf de deur open voor Mozes’ voorbede en tussenkomst. Daar is een middelaar als Mozes voor.
Mozes bidt en toont aan dat God tegen zichzelf in zou gaan wanneer hij Israël zou ‘vernietigen’ (vers 10). Hij heeft Israël – door Mozes genoemd: ‘uw volk’!! – gered; dan kan Hij ’t even later toch niet vernietigen? De Egyptenaren zouden lachen om zo’n wispelturige God. En Mozes roept nog eens in herinnering dat God zich al vanaf de Aartsvaders aan dit volk verbonden heeft. Vers 14 concludeert dat deze voorbede ‘to the point’ en effectief is.
In deze verzen wordt een beroep gedaan op een wezenskenmerk van God: Hij wil het leven, Hij is barmhartig! Hij vergeeft. Een belijdenis die in Exodus 34,6-7 breeduit als geloofsbelijdenis wordt uitgesproken.
Ook in de evangelielezing blijft de deur altijd open. Tollenaars en zondaars komen naar Jezus ‘horen’ (Luc 15,1). Zij doen wat Israël moet doen: Hoor Israël! … Zij wel. Maar Farizeeën en Schriftgeleerden ‘morren’ – een woord uit de Exodus traditie (o.a. Exodus 15,24; 16,2-3; Numeri 14,2-3) dat de korte samenvatting is van: opstand tegen God. Dus precies de omgekeerde wereld: Zij die voor gelovig en praktiserend doorgaan ‘morren’ en zij die voor zondaar en slecht doorgaan ‘horen’. Hun morren richt zich erop dat Jezus ‘de deur openhoudt’! Dat Hij barmhartig en vergevingsgezind is; dat het Hem om mensen, om hun leven en geluk – niet om het systeem gaat!
Met drie parabels van Lucas 15 laat Jezus hun de vreugde van het terugvinden zien. Kwijt, verloren waren ze – de tollenaars, de zondaars, afgeschreven. In de parabels gaat het echter niet om een onbestemd meervoud, ‘ze’ of ‘die’, maar om één schaap (één op de honderd), één drachme (één op de tien) één kind (één op de twee) – voor God telt ieder individu, niet alleen het aantal. Omwille van één vergeet Hij alles en gaat ernaar op zoek. En als Hij ze terugvindt is het feest!
Schaap en drachme kunnen zich moeilijk bekeren: zij worden teruggevonden, keren niet zelf terug. In deze beide parabels gaat het om de vreugde. Eigenlijk zou vandaag heel Lucas 15,1-32 gehoord moeten worden. Natuurlijk, dat is teveel van het goede; daarom beperken we ons tot vers 1-10. Maar de context staat er niet voor niks: de zgn. ‘verloren zoon’ brengt facetten in beeld die bij het schaap (een dier!) en de drachme (een ding) niet gezegd kunnen worden. Dus: wie tijd heeft… en wie heeft dat niet?
Henk Bloem
Afbeelding: Jeong Eun Lee via pixabay