
22e Zondag door het jaar C – Ik of de anderen
Schriftlezingen: Sirach 3,17-18+20+28-29; Hebreeën 12,18-19+22-24a en Lucas 14,1+7-14
Wat maakt ons leven mooi en de moeite waard? En: hoe staan we in het leven?
Wat wil ik nog?
We leven in het ‘Ik” tijdperk: in de beleving van mensen staat centraal wat zij zelf willen en hoe goed zij zijn. Dus of zij het zelf fijn vinden, als leuk ervaren, er beter van worden, is dé motivatie om keuzes te maken. Veel mensen zullen dus antwoorden op die vraag: “Wat maakt mijn leven mooi en de moeite waard” met dingen van hun bucket-list: wat ze nog willen zien of doen, wat ze op hun verlanglijstje hebben staan.
Narcisme
Daarbij komt dat veel mensen vinden dat zij speciaal zijn en uniek en meer rechten hebben dan anderen. In de Verenigde Staten wordt hier al tientallen jaren op grote schaal onderzoek naar gedaan. Daar komt onveranderlijk uit dat mensen steeds meer betrokken zijn geraakt op zichzelf, zichzelf op een voetstuk plaatsen, steeds vaker met anderen, een “selfie”-cultuur, die ook wel “narcistisch” wordt genoemd. Narcisme is de stoornis van mensen die ziekelijk uit zijn op zelfverheerlijking, bewondering van anderen en een speciale plaats. De kenmerken daarvan zijn zo toegenomen dat men in die Amerikaanse onderzoeken spreekt van een “narcistische epidemie” (zie: psychologytoday.com, the-narcissism-epidemic).
De antropologische wending
Die wending naar de persoon en het “ik” – soms antropologische wending genoemd – is echter al vele eeuwen bezig. In de Middeleeuwen stond de gemeenschap centraal. Het geheel waar een mens deel van uitmaakte, was belangrijker dan het individu. Daar kwam eeuwen geleden al verandering in. Humanisme, renaissance, nominalisme en protestantisme legden meer nadruk op de individuele mens. Daar zitten zeker goede kanten aan,
want iedere mens is uniek, een wonder, geschapen door God. In het katholieke geloof staat de gemeenschap centraal: wij vormen tezamen één lichaam en in de gemeenschap ontvangen we de sacramenten. De genade gaat – om zo te zeggen – via de gemeenschap naar ons toe. Katholieken weten echter vaak weinig van hun geloof, terwijl voor protestanten de eigen, persoonlijke bijbel lezing en de eigen relatie met God vaak meer centraal staan, misschien wat minder dan de gemeenschap. Een combinatie van beide aspecten – de gemeenschap en de eigen, persoonlijke geloofsontwikkeling – zou natuurlijk ideaal zijn.
Jezus en de Farizeeën
Toch is dat Narcisme zelfs niet iets van de laatste eeuwen alleen. In het evangelie komen we dat “Ik” al tegen dat zich op een voetstuk plaatst. We horen over de Farizeeën. Jezus gaat binnen bij een van hen, – een heel belangrijke – om de maaltijd te gebruiken. Twee zaken vallen op: die Farizeeën houden Jezus voortdurend in het oog, ze beloeren Hem. Wat is er aan de hand? Ze zijn jaloers en bang voor hun eigen positie, hopen iets te kunnen vinden om Hem klein te maken en zelf te groeien. En ze zoeken allemaal de beste plaatsen uit voor zichzelf. Aan die twee zaken: dat jaloers en afgunstig kijken naar anderen en dat uitzoeken van het beste voor zichzelf, kunnen we zien hoezeer die Farizeeën met zichzelf en hun eigen positie bezig waren.
Wat maakt ons leven mooi?
Maar, als we naar ons eigen leven kijken: wat maakt dat leven mooi? Waar kijken we met de meeste voldoening op terug? Een vrouw – eind vijftig – kreeg de vraag: “Wat is je grootste prestatie?” Haar antwoord was: “Dat ik vier kinderen heb grootgebracht”. Een ander zal misschien terugdenken aan wat hij of zij voor bejaarde ouders, voor een zieke of als vrijwilliger heeft betekend. Of we nu wel of niet op een cruise naar het Caribisch gebied zijn geweest of andere materiële voordelen hebben genoten, is eigenlijk niet van belang en het zal niet een blijvende vreugde in ons achterlaten, tenzij er iets bijkomt waardoor het iets sociaals wordt en er iets van geven in zit. Wat we geven maakt ons leven mooi; wat we voor anderen doen, maakt ons leven rijk; waar we ons “ik” hebben durven loslaten, daar krijgt ons leven betekenis.
Weggeven maakt rijk
Dat is de reden waarom Jezus zegt tijdens zijn bezoek aan de Farizeeën, dat je het best een maaltijd kunt geven voor armen, gehandicapten, zieken die je het niet terug kunnen geven. Jezus spreekt over een maaltijd omdat Hij zich bij een maaltijd bevindt, maar het gaat natuurlijk over alles: wat we geven aan een ander, niet om er zelf beter van te worden, maar zonder narcisme, zonder ik-gerichtheid, puur voor een ander, wat we opgeven – ik kan iets bepaalds niet doen, omdat ik er wil zijn voor die ander – dat maakt ons leven rijk en waardevol in Gods ogen!
Hij zal het belonen
In sommige kerken stond vroeger een knik-engel of een beeldje van een arm Afrikaans kind waarin je wat geld kon doen. Als je dat deed, knikte de engel of dat kindje vriendelijk “ja”. Op de voet van het beeld stond vaak: “God zal het U lonen”. En zo is het! Het geldt voor al wat we belangeloos doen. Dus niet om er zelf beter van te worden, maar om iets voor een ander te betekenen: God zal het U lonen!
† Jan Hendriks
Afbeelding afkomstig van de site wierookwijwaterenworstenbrood.nl