
20e Zondag door het jaar A – Geen mens wordt afgewezen
Schriftlezingen: Jesaja 56,1+6-7; Romeinen 11,13-15+29-32 en Matteüs 15,21-28
Is Hij er voor mij?
Dit kan ons zeker allen gebeuren: we bidden om iets, bijvoorbeeld om hulp of gezondheid voor iemand, om uitkomst in moeilijke omstandigheden en we krijgen het niet, tenminste: we krijgen niet wat we vragen. Soms lijkt het of God geen antwoord geeft, het blijft stil aan de andere kant van de lijn, zodat je je afvraagt: is Hij er wel of: is Hij er wel voor mij? Iemand kan zeker het gevoel krijgen zelf niet goed genoeg te zijn, door God niet gewaardeerd te zijn, geen blik door Hem waardig gekeurd te worden. Wat dan?
Afwijzing
Dit is ongeveer de ervaring van de Kananese vrouw in het evangelie van deze zondag: zij loopt achter Jezus aan, blijft Hem achtervolgen en Hij zwijgt in alle talen. De apostelen vinden dat het op “stalken” begint te lijken en willen dat zij wordt weggestuurd, maar ook dat doet Jezus niet. Zij blijft luid roepend achter Hem aan lopen. Is zij niet goed genoeg?Je zou het wel denken. Zij is een Kananese, dat wil zeggen: een heidense vrouw, niet van het huis van Israël. Ook het antwoord dat Jezus aan de leerlingen geeft, doet dat denken: Jezus komt voor de verloren schapen van het huis van Israël, dus niet voor haar. En de woorden waarmee Jezus de vrouw afwijst klinken nog iets straffer: Zij krijgt geen hulp want het brood van de kinderen moet niet aan de honden worden gegeven. Is dat geen duidelijke afwijzing? De vrouw wordt met dieren vergeleken!
Volharding
God die zwijgt, geen antwoord geeft; de Heer die je afwijst als onwaardig: die Kananese vrouw beleeft iets heel herkenbaars. Toch is daar natuurlijk iets meer over te zeggen: dat zij afgewezen wordt, is niet het hele verhaal. Die Kananese vrouw laat zich in ieder geval niet afschrikken, zij gaat door, met kracht en overtuiging, zij laat zich niet afschrikken, zij volhardt.
Iedereen
Laat ik eerst een antwoord geven op het gevoel niet goed genoeg te zijn en er niet bij te horen. In de eerste lezing voorspelde de profeet Jesaja dat God er voor iedereen zal zijn: “Mijn huis zal worden genoemd: een huis van gebed voor alle volken”. Als Jezus de tempel in Jeruzalem reinigt en alle verkopers van offerdieren en offergeld eruit jaagt, zal Hij die woorden van Jesaja herhalen: Mijn huis… voor alle volkeren (vgl. Mc. 11, 17; Mt. 21, 13). En Jezus zal sterven uit liefde voor de zondaars, voor iedereen. Daarmee heeft God, heeft Jezus een duidelijk teken gegeven: God houdt van iedere mens, wie je ook bent of wat je ook doet, God houdt van je.
Beproefd
Wat ons mensen in de weg zit, is uiteindelijk de hoogmoed: dat we ons opsluiten in ons eigen gelijk, ons hoofd niet willen buigen. Die Kananese vrouw in het evangelie had bijvoorbeeld na die duidelijke afwijzing woedend weg kunnen lopen, beledigd over wat haar was aangedaan. Wie is die Jezus wel om haar met een hond te vergelijken? Maar dat deed zij niet, het ging niet om haar ego, niet om haar gekwetste trots, zij bleef eenvoudig en volhardend vol vertrouwen verder smeken. Zij liet zich niet van de wijs brengen door het afwijzende antwoord. De heilige Benedictus schrijft in zijn regel wat er gedaan moet worden als iemand bij het klooster aanklopt om in te treden en monnik te worden. De monnik die open doet moet met harde en onvriendelijke woorden zeggen dat die persoon die aanklopt niet binnen mag. Als die kandidaat dat vier of vijf dagen geduldig blijkt te verdragen en toch volhoudt, wordt hij pas binnen gelaten, want zo’n mogelijke roeping voor het klooster moet eerst op de proef worden gesteld (Regel, hoofdstuk 58). Zo gaat het ook wel een beetje met ons: we worden beproefd, getest, en we moeten doorgaan, volhouden, volharden, niet afhaken en niet te gauw de moed verliezen.
† Jan Hendriks
Afbeelding: Jean Colombe (1430 – 1493), uit Très riches heures du Duc de Berry