19e Zondag door het jaar C – Je koffertje moet klaar staan

Schriftlezingen: Wijsheid 18,6-9; Hebreeën 11,1-2+8-19 en Lucas 12,32-48 

Heb ik nu alles?
Als je op reis gaat gaat er altijd de nodige voorbereiding aan vooraf: de reis moet worden uitgestippeld of geboekt en de koffers gepakt. Wel een aantal keren ga je het na: heb ik nu echt alles? Ben ik niets vergeten?

Je koffertje klaar
Sommige mensen – zakenlieden vooral – hebben altijd een koffertje klaarstaan dat ze zó mee kunnen nemen: als ze moeten uitrukken, zijn ze al klaar voor de reis. Het is tevens een oude volkswijsheid die zegt dat je je koffertje altijd klaar moeten hebben staan. Daarmee bedoelt men zoveel als dat je altijd gereed moet zijn voor de grote reis, om uit dit leven te vertrekken; je weet niet wanneer dat moment komt dus je kunt er maar het beste voor zorgen dat je klaar staat:dat je het weer goed maakt als je iemand tekort hebt gedaan, dat je probeert zó te leven dat je je er niet over hoeft te schamen, dat je niet met dingen op je geweten rond blijft lopen – “laat de zon niet over je toorn ondergaan” – en dat je kunt zeggen – als je dat koffertje open maakt –: “Kijk, Onze Lieve Heer, met de hulp van Uw genade heb ik geprobeerd er een leven met inhoud van te maken; in mijn leven heb ik geprobeerd een steentje bij te dragen en daarmee iets te doen voor uw koninkrijk van vrede en rechtvaardigheid”.

Waardevast
Jezus gebruikt andere beelden dan dit koffertje maar het komt op hetzelfde neer: “Verschaft U beurzen die niet verslijten”, zegt Hij. In je beurs, je portemonnee, zitten je geld, je pasjes en waardepapieren. Na een aantal jaren is die beurs versleten en moet je een nieuwe kopen. Maar alle goede dingen die we met Gods hulp doen, de gebeden en goede werken die we uit liefde tot God verrichten, komen in een beurs terecht die niet verslijt, ze vormen als het ware onze hemelse bankrekening; dat is geen beurs die op en neer gaat, die behoudt zijn waarde, zelfs als geen enkel aards bezit ons nog iets te zeggen heeft.

De waarde van het menselijk leven
We leven in een vreemde tijd: aan de ene kant wordt er beschikkend met menselijk leven omgesprongen: embryo’s worden gecreëerd en vernietigd soms als afval weggedaan, kinderen in de moederschoot kunnen soms tot aan de geboorte worden gedood; mensen die niet meer verder willen kunnen een spuitje krijgen dat hun leven beëindigt. Tegelijk wordt er zoveel gedaan om het leven te verlengen en rust er bijna een taboe op om naar de hemel te verlangen.

Als het perspectief er niet is…
De beschikking over menselijk leven is een uitdrukking van een autonome mens: zelfbeschikkingsrecht. Het lijkt erop dat die mens het leven niet uit Gods hand ontvangt – een onaantastbaar geheim –, maar in eigen hand wil houden. Dat betekent ook dat al het goede dat je doet een andere waarde krijgt: als je het goede niet doet met God voor ogen, met het wijde perspectief van die beurs die niet verslijt, dan word je zelf de hoogste norm en de laatste instantie. Dan heeft een mens het laatste woord, los van een band met de Gever en Voltooier van het Leven. Zonder hoger doel wordt het zinloos je leven te geven.

Het is niet vanzelfsprekend
Soms zijn er tijden dat alles best wel meezit in het leven: de gezondheid, het huwelijk, de kinderen, er zijn geen ernstige problemen. Het gaat best fijn. We kunnen dat dan normaal gaan vinden en vanzelfsprekend, zoals we het normaal zijn gaan vinden dat wij in welvaart leven en dat om ons heen alles groeit en bloeit. Het is niet vanzelfsprekend! Er is gewoon altijd alle reden om dankbaar te zijn en alles te blijven zien als een geschenk. Als we de mooie dingen vanzelfsprekend vinden, zijn we als verwende kinderen; als je dankbaar bent ben je bij alles wat je meemaakt op een Gever, dus op God gericht. Die houding zal je zeker ten goede komen, wanneer het allemaal niet zo geweldig gaat.

Waakzaam blijven
Een tweede beeld gebruikt Jezus daarom vandaag: het is dat van de dienaren die moeten waken tot hun heer terugkomt van een bruiloftsfeest. Ze moeten hun lendenen omgord houden, dat wil zeggen een gordel om hun middel doen waarmee ze het lange bovenkleed dat de Joden droegen een beetje op konden trekken, zodat ze vlot konden lopen. De dienaren moesten naar de Heer uitzien ook al kwam Hij pas in de tweede of derde nachtwake. De nacht was ingedeeld in vier nachtwaken tot aan de ochtend. Ook als die Heer dus op zich laat wachten en komt in het holst van de nacht: ze moeten naar Hem uitzien. Dit is het wat de Heer van ons verwacht, want wij zijn die dienaren. Soms is er een hele periode in het leven waarin we niet zo met onze neus op harde feiten worden gedrukt, een tijd dat het ons best goed gaat. Die tijd kan korter of langer duren, maar “blijf waakzaam uitzien naar de Heer”, blijf al die mooie dingen, ja heel je leven beleven als geschenken ons gegeven, als niet vanzelfsprekend. Het is altijd tijd om dankbaar, in geloof en gebed, te bouwen aan het koninkrijk van God, totdat Hij komt om ons leven te voltooien.

† Jan Hendriks

Afbeelding: tookapic via Pixabay

 

Vier keer per jaar een nieuwe, rijk gevulde Klooster! om even mee op adem te komen.
Nu voor maar € 45!